Dag 39:
maandag 16 September
Sigaret. Stoppen met roken. Één week
geleden rookte ik mijn laatste sigaret. Ik ben verslaafd aan de kankerstok,
een mist van nicotine achtervolgd me. Ooit ga ik stoppen met roken.
Voor nu is het nog te vroeg om te stoppen, de verslaving te groot om
te negeren, de verleiding te mooi om te verguizen. Ik omarm de mist van nicotine met devotie en gedij het best met de rust die het geeft. Rokers
verenigen nu eenmaal, het geeft een blijk aan verweer, waar we allemaal zo ontzettend gezond horen te zijn. De
kinoa is niet aan te slepen, kikkererwten heersen op brood en de
maaltijdsalade viert hoogtijdagen. Roken hoort bij de eeuwige
jeugdigheid.
Het begint met stoerdoenerij en
impressie maken op de dames. Waar je met een voet tegen de muur van
een aftandse discotheek leunt en je buurman bekkend met een hoerig
meisje in een iets te kort rokje, haar rondingen verhullen cellulitis-vrije-billen, je eerste peuken aansteekt. Jong en onbezonnen. Maar
die verslaving wacht niet. Het teistert je tere roze longen, nu
misschien wat grijs. Duizelig wordt je van de eerste teugen aan de
kankerstok. Nu ik een week pauze heb, bekruipt me hetzelfde gevoel
als vroeger. Die verfijnde duizeligheid, niet wetend of het goed is
of niet. Ja, ik weet het, vroeger klinkt oud, het is dan ook 8 jaar
geleden dat ik mijn eerste sigaret opstak en mijn eerste pakje kocht
bij de stoïcijnse frietboer om de hoek. Vroeger wordt nu, nu wordt
later en andersom.
Tijdens deze tocht rook ik minder, al
is de behoefte aan een peuk na een lange dag fietsen er niet minder
om. Voor nu is het beter de schone lucht van het Franse landschap te
ademen. Roken in deze omstandigheden kwelt de geest. Roken doe je
met drank op, als tussen pozen na een oersaaie dag op kantoor of als
gezelligheidskwestie in goed gezelschap. Nog gezelschap, nog drank of saaiigheid
zijn voor handen. Althans het mist urgentie in dit geval. Ik zweer bij
koekjes, water en de oneindige ruimte om me heen.
I'm the first mammal to wear pants YEAH!
Ik fiets door verlaten dorpen met
aandoenlijke kerkjes en hun binnenplaatsje gebouwd van massieve
keien. Het geheel is versiert met een levens-loze fontein omringt
door hortensia's. Langs de weg vind je een variété aan allerhande
kleuren rozenstruiken badend in verfoeilijke klim op planten, opgebonden tegen een vermoedelijk oude muur.
Het genoegzame aan fietsen is dat alle
gebeurtenissen zich gelijktijdig afspelen in plaats van zich elkaar
tijdrovend opvolgen. Het klinkt als een imbeciele wijze maar
geeft rust in de hersenpan. Hetgeen waar de geest als een pluisje op de wind op drijft.
De wind! Het blaast over knisperende
graanvelden, en ik, ik fiets verder met de wind in de rug. De lustige
bries waait langs mijn wangen en ze droogt het zweet dat over mijn
voorhoofd rolt. En als ik een ogenblik blijf staan zie ik het veld
van rode klaprozen en hemelsblauw lijnzaad, als de kleuren van Monet.
Eén enkele grote eik torent boven aan de helling, een eenzame reus
tegen de blauwe hemel. De zon straalt en ik voel het verlangen het
asfalt te splijten met Eddie's banden.
En toen zag ik haar opnieuw. De
mysterieuze dame die mijn hart stal. Madamemoiselle La Loire
kronkelde met al haar wellustige kracht door het zwangere landschap.
Ik gaf haar een handkus, zoals je een majestueuze dame hoort te
begroeten. Ooit zal ik haar bedwingen. Ooit zal ik met een boot over
haar armen draperen en zal ik de volle glorie van het Franse hart
doorkruisen. Dromen, voor wie gelooft in haar schoonheid.