maandag 22 juni 2015

Hortensia

Dag 39: maandag 16 September

Sigaret. Stoppen met roken. Één week geleden rookte ik mijn laatste sigaret. Ik ben verslaafd aan de kankerstok, een mist van nicotine achtervolgd me. Ooit ga ik stoppen met roken. Voor nu is het nog te vroeg om te stoppen, de verslaving te groot om te negeren, de verleiding te mooi om te verguizen. Ik omarm de mist van nicotine met devotie en gedij het best met de rust die het geeft. Rokers verenigen nu eenmaal, het geeft een blijk aan verweer, waar we allemaal zo ontzettend gezond horen te zijn. De kinoa is niet aan te slepen, kikkererwten heersen op brood en de maaltijdsalade viert hoogtijdagen. Roken hoort bij de eeuwige jeugdigheid.

Het begint met stoerdoenerij en impressie maken op de dames. Waar je met een voet tegen de muur van een aftandse discotheek leunt en je buurman bekkend met een hoerig meisje in een iets te kort rokje, haar rondingen verhullen cellulitis-vrije-billen, je eerste peuken aansteekt. Jong en onbezonnen. Maar die verslaving wacht niet. Het teistert je tere roze longen, nu misschien wat grijs. Duizelig wordt je van de eerste teugen aan de kankerstok. Nu ik een week pauze heb, bekruipt me hetzelfde gevoel als vroeger. Die verfijnde duizeligheid, niet wetend of het goed is of niet. Ja, ik weet het, vroeger klinkt oud, het is dan ook 8 jaar geleden dat ik mijn eerste sigaret opstak en mijn eerste pakje kocht bij de stoïcijnse frietboer om de hoek. Vroeger wordt nu, nu wordt later en andersom.

Tijdens deze tocht rook ik minder, al is de behoefte aan een peuk na een lange dag fietsen er niet minder om. Voor nu is het beter de schone lucht van het Franse landschap te ademen. Roken in deze omstandigheden kwelt de geest. Roken doe je met drank op, als tussen pozen na een oersaaie dag op kantoor of als gezelligheidskwestie in goed gezelschap. Nog gezelschap, nog drank of saaiigheid zijn voor handen. Althans het mist urgentie in dit geval. Ik zweer bij koekjes, water en de oneindige ruimte om me heen.

I'm the first mammal to wear pants YEAH!

Ik fiets door verlaten dorpen met aandoenlijke kerkjes en hun binnenplaatsje gebouwd van massieve keien. Het geheel is versiert met een levens-loze fontein omringt door hortensia's. Langs de weg vind je een variété aan allerhande kleuren rozenstruiken badend in verfoeilijke klim op planten, opgebonden tegen een vermoedelijk oude muur.

Het genoegzame aan fietsen is dat alle gebeurtenissen zich gelijktijdig afspelen in plaats van zich elkaar tijdrovend opvolgen. Het klinkt als een imbeciele wijze maar geeft rust in de hersenpan. Hetgeen waar de geest als een pluisje op de wind op drijft.

De wind! Het blaast over knisperende graanvelden, en ik, ik fiets verder met de wind in de rug. De lustige bries waait langs mijn wangen en ze droogt het zweet dat over mijn voorhoofd rolt. En als ik een ogenblik blijf staan zie ik het veld van rode klaprozen en hemelsblauw lijnzaad, als de kleuren van Monet. Eén enkele grote eik torent boven aan de helling, een eenzame reus tegen de blauwe hemel. De zon straalt en ik voel het verlangen het asfalt te splijten met Eddie's banden.

En toen zag ik haar opnieuw. De mysterieuze dame die mijn hart stal. Madamemoiselle La Loire kronkelde met al haar wellustige kracht door het zwangere landschap. Ik gaf haar een handkus, zoals je een majestueuze dame hoort te begroeten. Ooit zal ik haar bedwingen. Ooit zal ik met een boot over haar armen draperen en zal ik de volle glorie van het Franse hart doorkruisen. Dromen, voor wie gelooft in haar schoonheid.  

Alles kut

Dag 38: zondag 15 September

Ik haal me het moment van wakker worden die volgende morgen nog steeds voor de geest als alles donker en grijs lijkt – het vervult me met een warme gloed van tevredenheid. Het is trouwens altijd heerlijk om wakker te worden in een tent. Door de driehoekige opening keek ik naar de goud
groene weerspiegeling van het riet. Twee meter van mijn voeteneind zie ik het ochtendlicht schitteren in de doorzichtige damp uit het water. Ik hoor eenden en meerkoeten langs de rivierkant kwetteren. De geur van nat gras, koeien en watermunt als verse koffie in de ochtend. Dauwdruppels in de opening van mijn tent gevangen in een spinrag. Dit zijn kleine voorproefjes van de Hemel. Waar ben ik in godsnaam?

De weg had me bij een abdij afgezet, erlangs een kabbelend beekje. Hier had ik mijn tentje voor de nacht opgezet. Ook had ik extra grondzeiltje gekocht om over mijn tent te spannen. Zo bleef ik voortaan droog. Ik had zalig geslapen.

Vandaag moest ik huilen, van die kleine gefrustreerde tranen liepen langs mijn wallen, zuur van woede. Voor de zoveelste keer fietste ik me totaal zoek. Ditmaal geen excuses voor slecht weer, regen of dergelijke. Nee, ik was verdwaald in het labyrint van een Frans dorpje genaamd Echillais, een doolhof zonder einde. Tot tweemaal toe vroeg ik de weg, eerst bij de bakker welke me een gedetailleerde uitleg gaf en ten tweede maal bij een tuinier zonder tanden ongeveer 10 kilometer verderop. Omdat hij besefte welke stommiteit ik beging nodigde hij me uit voor een bakje koffie. Sterke koffie met wel vijf suikerklontjes. De gastheer nam er een stuk of zeven, wat wellicht zijn gebrek aan gebit verklaart. Op een papiertje kreeg ik de juiste routebeschrijving mee nadat ik uit een kist verschillende soorten fruit mocht kiezen. Ik ging voor een appel en peer, broodnodig voor de bittere terugtocht. Met gigantische tegenzin fietste ik opnieuw naar de abdij. Ook nu had ik 3 uur verspild aan ronddwalen. Ik vervloekte mezelf om goddomme een fatsoenlijke kaart aan te schaffen wat alles in een klap op zou lossen, maar bedacht dat ik ook weer zo thuis was en de koffie ook wel weer lekker was van de vreemde man.

Ik snapte de routebeschrijving niet meer, fietste drie keer langs de weg waar dwars door een rijtjeshuis een weg naar links zou moeten liggen. Niet dus.

Voor de eerste keer op mijn tocht gooide ik arme Eddie in de berm en schopte tegen z'n rode fietstassen. Ach, weet hij veel, ik ben de rijder op de bok, met de teugels losjes in handen. Eddie volgt slechts. 
En toen hadden we ruzie. Ik brak en liet me languit vallen in de berm, het gras nog nat. Voor een moment zag ik de wolken voorbij vluchten, die gaan immer door. Ik raaskalde wat tegen Eddie over de kutweg, de verdomde kutweg, waar is de fucking D111, waar ben je godverdomme!!!???

Er was een mogelijkheid om te ontsnappen uit de doolhof; de snelweg, dan ben je snel weg, zou je denken. (huhu). Na 300 meter op de weg des doods draaide ik me om, fucking eng, mijn broek opnieuw halfvol gescheten. Visioenen van een trieste dood in gedachte. Zo wil je niet gaan.

Dit is geen hemelpoort, ik herhaal GEEN hemelpoort. Gewoon een kutpoort naar een protserig kuthuis in een dood kutdorp. 

De brug even nabij Rochfort doemde op als een hemelpoort. Dit moet dan de weg zijn die ik zocht, vijftien kilometer van waar ik huilend in het gras lag. De winkels waren vreemd genoeg op maandag dicht dus jatte ik één kilo tomaten uit een passerende moestuin en vulde dit aan met rijpe bramen naast de weg. Mijn ontstoken achillespees begon te zeuren. Eddie begon te zeuren om olie, hij piepte liefelijk. Er lagen dode vogels en herten in de berm langs de weg, zij zeurden niet tenminste. Ik was in St-Hilaire-des-Loges en alles was kut vandaag.  

Ik mocht slapen in een gemeenschapshuis gelegen te midden van een uitgestorven dorp. Een overbezorgde vrouw zorgde voor een sleutel. Ik had een dak boven mijn hoofd, een plek onder het TL-licht. 


De Zin

Dag 37: zaterdag 14 september

De weg! De wil! De zon scheen krachtig en warm, hoge witte wolken dreven als sneeuwwitte galjoenen langs een vergeet-me-nietjesblauwe hemel en mijn hart voelde onverklaarbaar licht. Ik weet niet waarom. Na regen komt zonneschijn acht men weleens te zeggen. Van binnen voelde ik een diep verlangen om Eddie vliegensvlug over het spiegelgladde asfalt te sturen. Z'n bandjes zoemend van geluk.

Ik wist niet beter dan mijn doorweekte bagage zo snel mogelijk in te pakken. Het fietspad was verlaten en merkwaardig leeg. Bomen, bremstruiken en uitgestrekte heidevelden en nergens een mens. Een fel daglicht speelde langs de rand van de bladeren. Vandaag zag ik voor het eerst dat de herfst in aantocht was, ontelbare eikels knarsten onder Eddie's gewicht. Hier en daar lagen de eerste kastanjes op het fietspad. Terwijl vlagen warme lucht me voortstuwde, ademde ik de zeelucht diep in. Zeelucht voedt de geest, je krijgt zin in het leven. Maar wat is de zin van het leven. Ik dacht na...

Wat een merkwaardig leven, dat van de mensen die blijven zitten, in dat kleine hokje wat ze kantoor noemen. Om naar een computerscherm te staren en onbegrijpelijke handelingen te verrichten. Gedreven door welvaart, wat we ook wel economie noemen. Het motief achter dit handelen is geld. Zijn we niet allemaal min of meer te braaf. Kleuren we niet allemaal netjes binnen de lijntjes van de maatschappij. Opgedrongen door instituties als politieke richtlijnen, wetten, normen en waarden. We worden geacht naar school te gaan. We worden geacht te studeren en leren spreken met woorden die men ons leert en die wij leren zonder ze te begrijpen. We worden geacht te werken voor zaken die geld opbrengen en leven aan de hand van wat het allemaal wel niet kost. School, werk, carrière, geld, leven, maar wat is daadwerkelijk het doel? Het doel? De zin.....?

Zolang ik op weg ben, zolang ik hierover na kan denken bekruipt me een gevoel van afkeer. Na mijn tocht moet ik weer meedoen aan de maatschappij, zal er geld in het laatje moeten komen om de schoorsteen rokende te houden. Ook zal ik weer het grootste deel van de dag ingesloten zitten tussen vier muren. Ik twijfel wat ik dan moet doen. Het avontuur nu geeft zoveel meer vreugde. Ik dacht na... Shit, ik fiets te snel!

Ik wil me verontschuldigen aan mijn derrière. Verzonken in gedachten was ik bijna vier uur onafgebroken blijven fietsen. En dan gaan je billen protesteren. Het voelde alsof er inmiddels blaren tussen mijn twee bil helften waren ontsproten. Maar wat niet weet wat niet deert. Het enige wat ik kon doen is ze rust geven en een zacht oppervlak vinden. Die rust en tederheid vonden mijn billen en ik bij onze heiligheid Jezus Christus. Ik zat bijzonder aangenaam in het mos, leunend met mijn rug tegen het kruis waar Jezus aan gelast was. Ik at twee croissantjes met mierzoete aardbeienjam. De heilige Franse zaligheid ten top!

Jezus Christs vastgenageld

Ik had een grote gok genomen. Ik begaf me in Point de Grave. Het uiterste puntje waar de schelde, La Gironde, uitmond in de Atlantische Oceaan. Vanaf hier gaat alleen nog een veerpont naar Royan, een noodzakelijk vervoersmiddel dus. Alsof we hadden afgesproken om samen naar de middelbare school te fietsen stond het veerpont geduldig op mij te wachten. Ik kocht een kaartje voor de schappelijke prijs van €4,60 en mocht direct mee het water over. Een tocht van 20 minuten, net genoeg om Eddie eventjes alleen te laten en op het dek in de late middagzon te zitten. Mijn medereizigers waren druk in de weer met fototoestellen, mobieltjes en andere toestanden om de overtocht vast te leggen. Misschien hadden ze er de goede hoop in Moby Dick te zien opspringen boven het kalme water. Ik keek even over de boeg maar zag geen zwemmend zoogdier op de rimpeling. Ik sloot mijn ogen voor eventjes.

Laatste teug Oceaanwind


Eenmaal weer aan wal keek ik nog één keer achterom. De Atlantische Oceaan strekt zich nog een keer uit aan het zicht. Ik haalde nog één keer diep adem en fietste het Franse binnenland in, de zachtzinnige fietspaden achter me latend, de grote boze weg tegemoet.   

Mistige scheet

Dag 36: vrijdag 13 september

Vrijdag de dertiende, het feest van ongeluk zou je denken. Het werd een dag van ongeluk en een beetje geluk.
Ik werd wakker in een duister sprookje. Er trok dikke mist over het meer waar ik mijn nachtrust genoot. Het onderscheid tussen water en lucht was nauwelijks zichtbaar. Nog nooit had ik dit tafereel aanschouwd. Spijtig genoeg had ik mijn slaap nog niet helemaal uit en ik vergat een foto te maken van het uitzonderlijke natuurverschijnsel. Zoals wel vaker had ik geen zin om voor elke scheet te stoppen. Deze mistige scheet was het echter wel waard, bedacht ik me later. Weliswaar blijft de herinnering kraakhelder.

Ik richtte mijn vizier op Mimizan. Een surfplaats 50 kilometer noordwaarts. Haalbaar in de ochtend. En zo geschiedde. Om 9 uur zat ik in het zadel en om klokslag 12 uur fietste ik het surfplaatsje binnen. Zoals de mist van de ochtend al deed vermoeden, trok er een dreigend wolkendek over het rustieke plaatsje. Elk moment kon het gaan stortregenen. En dat gebeurde ook. Zelfs na twee uur stortregen had het ongeluk nog de overhand. Ik vond het geen reden te stoppen met fietsen. Wat moet je anders? Nat wordt je gegarandeerd en van wachten krijg je het koud. Doorfietsen is het remedie.

Wat ging ik er met een vaart door! Dat was geen fietsen, maar vliegen. Lichter dan een veertje trok ik voort met de snelheid van een havik. Zwijgend en waakzaam, mijn blik rond zich werpend, slechts tinten grijs om me heen.


Eddie, het wolkendek en de zee

Desondanks viel de regen me zwaar. De zee aan mijn linker zijde rolde, er woei een harde bries.Herfststorm wil ik het niet noemen, eerder orkaankracht. Zee, wind en fietsen zijn geen gelukkige combinatie te noemen. De zee en wind hielden voet bij stuk. Het fietsen gaf ik op.
Met al mijn goedmoedigheid stapte ik op twee blowende surfer dudes af. Ze zaten onder het afdak voor de buurtsuper. Ik schatte ze rond de zestien jaar. Wat zullen ze gedacht hebben; wat moeten we met die verzopen kater, die natte zwerver, die Hollandse boerenlul? Ik denk dat tweede want ze zeiden bijzonder weinig. Hun aflatende blik en desinteresse gaven mij de indicatie dat ze me niet wilden helpen. Het kan ook wezen dat ze zo stoned als een kanarie waren, in dat geval begrijp ik hartstikke goed dat ze geen gesprek wilde. Het afdak was niet groot genoeg voor drie personen dus ik was genoodzaakt een alternatief te zoeken. Het was zeven minuten voor sluitingstijd van de buurtsuper. Ik kon nog snel koekjes halen en avondeten.

Dansen in de regen

Drie volle plastic tassen waren niet voldoende om mijn honger te stillen. Ik had als extra's nog een six-pack bier gehaald. Voor de dorst en troost. Nu was het zaak een bij voorkeur droge slaapplek te vinden. 
Gelukkig huppelde er een hippie over straat op blote voeten. Hij droeg een een bruine wijde broek en een nog wijder T-shirt. Uit de V-hals stak robuust grijs borsthaar. Nogal koud om zo over straat te gaan, dacht ik. Als er iemand hier moet zijn die me kan helpen dan moest het deze man zijn. Mijn instinct klopte want de hippie kwam vrolijk op me afgestapt. Ik heb twee jaar frans gehad op school en de basis komt nu goed van pas. In mijn beste frans; 'Je cherce une place pour domir ce soir' om er vervolgens aan toe te voegen 'gratuit'. Overdreven enthousiast legde hij me uit hoe je via de kerk, naar een doodlopende straat moest gaan, via moeilijk te onthouden straatnamen om vervolgens bij het sportveld links af te slaan en achter de bomen moest dan ergens een schoolgebouw liggen. Aangezien het vrijdag was en zaterdag de scholen gesloten zijn, mocht ik van hem best nog uitslapen ook. Wat een geluk.

Minder geluk had ik met de windrichting. Er was een afdak, daar was niets aan gelogen. Echter stond de wind frontaal in mijn richting. Een koude nacht voor de boeg, dat was zeker.  
Ergens halverwege de nacht hoorde ik een geritsel. Het schoolplein waarop ik me begaf was nogal saai en bezaaid met stoeptegels. Ik sliep onder een houten afdak, daar was alles mee gezegd. Geen plekken voor muizen, ratten of dergelijke om zich te verstoppen. Het geritsel hield echter niet op. Het kwam zelfs dichterbij. Ik was uitgeput en te moe om op te staan en te kijken. Totdat het geritsel onder mijn grondzeiltje kwam, vlakbij waar mij hoofd zich begaf. Nu hoefde ik niet op te staan slechts te kijken. Tot mijn grote verbazing bleek de nachtbraker een zoetwaterkreeft te zijn. Hoe dan? Waar is je water vriend? Wat moet je? Na slangen, ratten, wilde zwijnen, muizen, muggen, mieren, spinnen (in m'n oor, zoals fabeltjes doen vermoeden) kon ook de zoetwaterkreeft op het lijstje van diersoorten slecht voor je nachtrust worden genoteerd.