Vrijdag de dertiende, het feest van
ongeluk zou je denken. Het werd een dag van ongeluk en een beetje
geluk.
Ik werd wakker in een duister sprookje. Er trok dikke mist over het meer waar ik mijn nachtrust genoot. Het onderscheid tussen water en lucht was nauwelijks zichtbaar. Nog nooit had ik dit tafereel aanschouwd. Spijtig genoeg had ik mijn slaap nog niet helemaal uit en ik vergat een foto te maken van het uitzonderlijke natuurverschijnsel. Zoals wel vaker had ik geen zin om voor elke scheet te stoppen. Deze mistige scheet was het echter wel waard, bedacht ik me later. Weliswaar blijft de herinnering kraakhelder.
Ik werd wakker in een duister sprookje. Er trok dikke mist over het meer waar ik mijn nachtrust genoot. Het onderscheid tussen water en lucht was nauwelijks zichtbaar. Nog nooit had ik dit tafereel aanschouwd. Spijtig genoeg had ik mijn slaap nog niet helemaal uit en ik vergat een foto te maken van het uitzonderlijke natuurverschijnsel. Zoals wel vaker had ik geen zin om voor elke scheet te stoppen. Deze mistige scheet was het echter wel waard, bedacht ik me later. Weliswaar blijft de herinnering kraakhelder.
Ik richtte mijn vizier op Mimizan. Een
surfplaats 50 kilometer noordwaarts. Haalbaar in de ochtend. En zo
geschiedde. Om 9 uur zat ik in het zadel en om klokslag 12 uur
fietste ik het surfplaatsje binnen. Zoals de mist van de ochtend al
deed vermoeden, trok er een dreigend wolkendek over het rustieke
plaatsje. Elk moment kon het gaan stortregenen. En dat gebeurde ook.
Zelfs na twee uur stortregen had het ongeluk nog de overhand. Ik vond
het geen reden te stoppen met fietsen. Wat moet je anders? Nat wordt
je gegarandeerd en van wachten krijg je het koud. Doorfietsen is het
remedie.
Wat ging ik er met een vaart door! Dat
was geen fietsen, maar vliegen. Lichter dan een veertje trok ik voort
met de snelheid van een havik. Zwijgend en waakzaam, mijn blik rond zich
werpend, slechts tinten grijs om me heen.
Eddie, het wolkendek en de zee
Desondanks viel de regen me zwaar. De zee aan mijn linker zijde rolde, er woei een harde bries.Herfststorm wil ik het niet noemen, eerder orkaankracht. Zee, wind en fietsen zijn geen gelukkige combinatie te noemen. De zee en wind hielden voet bij stuk. Het fietsen gaf ik op.
Eddie, het wolkendek en de zee
Desondanks viel de regen me zwaar. De zee aan mijn linker zijde rolde, er woei een harde bries.Herfststorm wil ik het niet noemen, eerder orkaankracht. Zee, wind en fietsen zijn geen gelukkige combinatie te noemen. De zee en wind hielden voet bij stuk. Het fietsen gaf ik op.
Met al mijn goedmoedigheid stapte ik op
twee blowende surfer dudes af. Ze zaten onder het afdak voor de
buurtsuper. Ik schatte ze rond de zestien jaar. Wat zullen ze gedacht
hebben; wat moeten we met die verzopen kater, die natte zwerver, die
Hollandse boerenlul? Ik denk dat tweede want ze zeiden bijzonder weinig. Hun aflatende blik en desinteresse gaven mij de indicatie dat ze me niet wilden helpen. Het kan ook wezen dat ze zo stoned als een kanarie waren, in dat geval begrijp ik hartstikke goed dat ze geen gesprek wilde. Het afdak
was niet groot genoeg voor drie personen dus ik was genoodzaakt een
alternatief te zoeken. Het was zeven minuten voor sluitingstijd van
de buurtsuper. Ik kon nog snel koekjes halen en avondeten.
Dansen in de regen
Drie volle plastic tassen waren niet
voldoende om mijn honger te stillen. Ik had als extra's nog een
six-pack bier gehaald. Voor de dorst en troost. Nu was het zaak een bij voorkeur droge slaapplek te vinden.
Gelukkig huppelde er een hippie over
straat op blote voeten. Hij droeg een een bruine wijde broek en een nog wijder T-shirt. Uit de V-hals stak robuust grijs borsthaar. Nogal koud om zo over straat te gaan, dacht ik. Als er iemand hier moet zijn die me kan helpen dan moest het deze man zijn. Mijn instinct klopte want de hippie kwam vrolijk op me afgestapt. Ik heb twee jaar frans gehad op school en de basis komt nu goed van pas. In mijn beste frans; 'Je cherce une place pour domir ce soir' om er vervolgens aan toe te voegen 'gratuit'. Overdreven enthousiast legde hij me uit hoe je via de kerk, naar een doodlopende straat moest gaan, via moeilijk te onthouden straatnamen om vervolgens bij het sportveld links af te slaan en achter de bomen moest dan ergens een schoolgebouw liggen. Aangezien het vrijdag was en zaterdag de scholen gesloten
zijn, mocht ik van hem best nog uitslapen ook. Wat een geluk.
Minder geluk had ik met de
windrichting. Er was een afdak, daar was niets aan gelogen. Echter
stond de wind frontaal in mijn richting. Een koude nacht voor de
boeg, dat was zeker.
Ergens halverwege de nacht hoorde ik een geritsel. Het schoolplein waarop ik me begaf was nogal saai en bezaaid met stoeptegels. Ik sliep onder een houten afdak, daar was alles mee gezegd. Geen plekken voor muizen, ratten of dergelijke om zich te verstoppen. Het geritsel hield echter niet op. Het kwam zelfs dichterbij. Ik was uitgeput en te moe om op te staan en te kijken. Totdat het geritsel onder mijn grondzeiltje kwam, vlakbij waar mij hoofd zich begaf. Nu hoefde ik niet op te staan slechts te kijken. Tot mijn grote verbazing bleek de nachtbraker een zoetwaterkreeft te zijn. Hoe dan? Waar is je water vriend? Wat moet je? Na slangen, ratten, wilde zwijnen, muizen, muggen, mieren, spinnen (in m'n oor, zoals fabeltjes doen vermoeden) kon ook de zoetwaterkreeft op het lijstje van diersoorten slecht voor je nachtrust worden genoteerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten