Dag 32 Dinsdag 10 September
Ik genoot een uitermate goede nachtrust
in de herberg. Deze keer geen muggen, auto's met groot licht, andere
onrustige beesten in de nacht, sprinkler-installaties of dergelijke
onruststokers. Behalve één pelgrim die een vreemde manier van
snurken beoefende. Eerst knorde de beste man een korte snurk.
Vervolgens opende hij z'n mond en ademde een flinke teug lucht in om
deze na 2 á 3 seconde met groot geweld de muffe zolderkamer in te
jagen . Na ongeveer 10 minuten veranderde hij van houding om via de
neus te gaan ademen en zo een klassieke, stevige snurk uit te kermen.
Na een half uur herkende ik het ritme en mocht ook ik gaan slapen.
Het ontbijt bestond uit drie bakken
koffie met melk en ontelbare koekjes met jam. Om half acht zat ik in
het ochtendgloren op de fiets richting Villafranca.
Ik volgde niet langer een pelgrimsroute
dus het was rustig op de weg. Zo rustig dat er niemand meer op de weg
te vinden was. Trouwens wel een hond op de weg. In de letterlijke zin
van het woord, want hij lag letterlijk op de weg de slapen. Ik floot
om kenbaar te maken dat ik er door moest. Hij hinkte weg, op drie
poten. Alweer een zwerfhond dacht ik, eentje die waakt op de
boerderij. Het was niet de enige verdwaalde waakhond op de weg
vandaag. Een andere rende in de berm waarna hij zomaar de weg
overstak en tot stilstand kwam precies in de baan waar ik wilde
passeren. Ook hier volstond fluiten voldoende om de hond van het
wegdek te krijgen. In de buurt van Ajea lag een rottende hond in de
berm van de weg. Ik schrok, want het rottende wezen had de zwarte,
grijze en bruine tinten van een hyena. Tel daar de gecoupeerde staart
bij op, plus het wijdt openstaande gebit waar enkel nog slagtanden
zichtbaar waren. Dat beest, moet dus ook zo'n hond zijn geweest,
zwervend over de Spaanse vlakte zonder baasje die hem mist. Een apart
gezicht te noemen.
En toen maakte ik de pijnlijkste
vergissing van mijn reis, althans fysiek dan. De weg werd alsmaar
smaller en steiler. Het asfalt veranderde langzamerhand in kiezels en
eindigde als wandelpad. Mijn eerste gedachte was het wandelpad te
pakken en 3 kilometer te wandelen naar een grotere weg. Totdat ik met
de oude dame van een prachtig met bloemen en gereedschap versierd
huis aan de praat raakte. Of beter gezegd zei praatte tegen mij. Veel
verstond ik er niet van. Het kwam er op neer dat het wandelpad toch
echt voor wandelaars was en niet voor fietsers die willen gaan
wandelen. Mijn tweede gedachte was, ben ik godverdomme al tierend en
vloekend dit tyfes eind omhoog geklommen voor nada, niente, nopes
oftewel de katsekut! Ik zocht troost in mijn lunch.
Het huis van de kletstante, tevens het einde van de weg
Opnieuw fietste ik verkeerd door
nalatigheid en vooral onnauwkeurigheid, slordig te noemen. Deze tocht
maakt me sterker, laat me diep nadenken. Je leert direct van je
fouten. Het houd je een spiegel voor. Elke beslissing heeft directe
gevolgen. Draaikontengedrag vertoon ik continu. Telkens weer twijfel
over de juiste weg in te slaan. En niet durven opdraaien voor de
consequenties en garant staan voor je genomen keuzes. Deze tocht zie
ik als snelcursus zelfvertrouwen kweken, of juist niet.
Het schoolvoorbeeld speelde zich
vandaag opnieuw af.
Nu zat ik boven op een godsgruwelijk
steile berg en kon ik precies dezelfde weg terug omlaag, om op
precies hetzelfde punt terecht te komen waar ik een kleine drie uur
geleden nog stond te twijfelen welke weg te nemen. Dom, dom, dom.
Het weer begon nog zo fantastisch met
een straffe zon en een zuchtje wind. De wind had ik eerst nog
voorzichtig in de rug en een berg verder geniepig van de zijkant,
waarna het zich als een muur voor me optrok. Het loeide door de
kliffen van het gebergte. Bergje op werd ineens prettiger dan bergje
af, waar de wind mij te pakken kreeg. Schakelde ik een tandje omhoog
dan blies Jan de wind ook een zuchtje hoger. Alsof hij mij in toom
probeerde te houden. Toen ook nog de regen om de hoek kwam kijken
haakte ik af. Ik ging bier drinken.
Ik parkeerde mijn fiets tussen twee
pick-up trucks, bij een eenvoudige bar midden in de bergen. Geen
wonder dat de mensen in het café verbaast opkeken toen er een
langharige, boomlange, blonde nederlander in regenjack de bar
binnenstapte. Misschien wel van schrik, maar het bier werd in een
cola-glas getapt en kostte €1,30. Aangezien het buiten hondenweer
was, vond ik dit een perfect moment om eens rustig een stukkie te
schrijven. Ik pakte mijn boekje en pen. Nog voordat ik ook maar één
letter op papier had staan werd mij vriendelijk verzocht mijn biertje
op te drinken en de bar te verlaten want die ging sluiten. Om kwart
over drie in de middag. Spanjaarden nemen hun siësta wel heel
serieus.
En toen ging het fietsen pijn doen.
Toen kwamen de bergen aan beide zijden heel dichtbij. Adelaars
kronkelden boven de weg speurend naar dood karkas. Uitgeput of
kapotgereden karkas.
Toen nadat ik het biertje achterover
had geslagen en opnieuw de regen en wind in stapte kwam het besef dat
ik op de weg terug was. Dat de weg terug lang was en misschien ook
zwaar. Grote kans dat ik niet de kortste weg terug neem, laat staan
de gemakkelijke weg. Op zulke momenten kun je maar één ding doen en
dat is op de pedalen gaan staan. Je helm ver over je gezicht
getrokken waar zojuist gevallen regendruppels dansen op de rand. Niet
naar voren willen kijken omdat er na de volgende bocht nog velen
zullen volgen.
Fietsen doet pijn
Ik had natuurlijk ook gewoon een boekje
kunnen kopen met afstand, hoogteverschil, moeilijkheidsgraad en
informatie over de kerk waar je geen aandacht aan besteedt omdat je
midden in een zware klim zit en daar op dat moment absoluut geen
behoefte aan hebt om te weten welke oelewapper hier nu een fucking
kerk neer zet in de fucking middle of nowhere, op de meest
onmogelijke rotswant.
Nee, doe mij maar de bonnefooi. De weg
zonder verwachtingen. De oneindige bochten omhoog nemen, zonder te
weten wanneer ze stoppen. Totdat je denkt dat de berg niet hoger meer
kan zijn. Ook dan fiets je verder omhoog. En als de weg naar een
andere berg kronkelt, tergend langzaam omhoog, dan klim ik die ook
op. Uiteindelijk ben je op de top. Voor de cijfer-fetisjisten staat
er dan meestal een bordje met Col de Huppelepup: 1654 meter.
Gefeliciteerd je mag beginnen aan de afdaling. Je stort naar beneden,
remmen ingeknepen, het onbekende tegemoet.
Ik verander m'n beoogde route ieder
uur. En weet ik de weg niet meer dan pak ik links of rechts en de
volgende kruising rechtdoor. Fiets jezelf compleet verdwaald en vind
de juiste weg terug. Een stukje fietsen op koffiemolen-tempo. Geen
tijdsdruk, haast of afspraak. Vandaag fiets je er 50, morgen 150.
Vandaag fiets ik naar Euskadi, ofwel
Baskenland. Het heeft iets weg van een droom. Je valt in een diepe
kloof en op de bodem blijkt opeens een weelderige tuin te liggen in
een andere wereld met andere mensen en een andere taal. Na de dorre
Spaanse steppe is hier opeens een groen, klein bergdorp. Bewoond door
een vreemd oud volk. Zo weggelopen van de set van Lord of the Rings.
Hun taal knarst. Buitenstaanders zoals ik, begrijpen niets van wat
deze mensen schrijven en zeggen. De heuvels zijn bezaaid met witte
boerderijen en koeien met bellen. Je kunt de Atlantische Oceaan
ruiken.
Avondeten met een hond
Geen opmerkingen:
Een reactie posten