maandag 22 juni 2015

Hortensia

Dag 39: maandag 16 September

Sigaret. Stoppen met roken. Één week geleden rookte ik mijn laatste sigaret. Ik ben verslaafd aan de kankerstok, een mist van nicotine achtervolgd me. Ooit ga ik stoppen met roken. Voor nu is het nog te vroeg om te stoppen, de verslaving te groot om te negeren, de verleiding te mooi om te verguizen. Ik omarm de mist van nicotine met devotie en gedij het best met de rust die het geeft. Rokers verenigen nu eenmaal, het geeft een blijk aan verweer, waar we allemaal zo ontzettend gezond horen te zijn. De kinoa is niet aan te slepen, kikkererwten heersen op brood en de maaltijdsalade viert hoogtijdagen. Roken hoort bij de eeuwige jeugdigheid.

Het begint met stoerdoenerij en impressie maken op de dames. Waar je met een voet tegen de muur van een aftandse discotheek leunt en je buurman bekkend met een hoerig meisje in een iets te kort rokje, haar rondingen verhullen cellulitis-vrije-billen, je eerste peuken aansteekt. Jong en onbezonnen. Maar die verslaving wacht niet. Het teistert je tere roze longen, nu misschien wat grijs. Duizelig wordt je van de eerste teugen aan de kankerstok. Nu ik een week pauze heb, bekruipt me hetzelfde gevoel als vroeger. Die verfijnde duizeligheid, niet wetend of het goed is of niet. Ja, ik weet het, vroeger klinkt oud, het is dan ook 8 jaar geleden dat ik mijn eerste sigaret opstak en mijn eerste pakje kocht bij de stoïcijnse frietboer om de hoek. Vroeger wordt nu, nu wordt later en andersom.

Tijdens deze tocht rook ik minder, al is de behoefte aan een peuk na een lange dag fietsen er niet minder om. Voor nu is het beter de schone lucht van het Franse landschap te ademen. Roken in deze omstandigheden kwelt de geest. Roken doe je met drank op, als tussen pozen na een oersaaie dag op kantoor of als gezelligheidskwestie in goed gezelschap. Nog gezelschap, nog drank of saaiigheid zijn voor handen. Althans het mist urgentie in dit geval. Ik zweer bij koekjes, water en de oneindige ruimte om me heen.

I'm the first mammal to wear pants YEAH!

Ik fiets door verlaten dorpen met aandoenlijke kerkjes en hun binnenplaatsje gebouwd van massieve keien. Het geheel is versiert met een levens-loze fontein omringt door hortensia's. Langs de weg vind je een variété aan allerhande kleuren rozenstruiken badend in verfoeilijke klim op planten, opgebonden tegen een vermoedelijk oude muur.

Het genoegzame aan fietsen is dat alle gebeurtenissen zich gelijktijdig afspelen in plaats van zich elkaar tijdrovend opvolgen. Het klinkt als een imbeciele wijze maar geeft rust in de hersenpan. Hetgeen waar de geest als een pluisje op de wind op drijft.

De wind! Het blaast over knisperende graanvelden, en ik, ik fiets verder met de wind in de rug. De lustige bries waait langs mijn wangen en ze droogt het zweet dat over mijn voorhoofd rolt. En als ik een ogenblik blijf staan zie ik het veld van rode klaprozen en hemelsblauw lijnzaad, als de kleuren van Monet. Eén enkele grote eik torent boven aan de helling, een eenzame reus tegen de blauwe hemel. De zon straalt en ik voel het verlangen het asfalt te splijten met Eddie's banden.

En toen zag ik haar opnieuw. De mysterieuze dame die mijn hart stal. Madamemoiselle La Loire kronkelde met al haar wellustige kracht door het zwangere landschap. Ik gaf haar een handkus, zoals je een majestueuze dame hoort te begroeten. Ooit zal ik haar bedwingen. Ooit zal ik met een boot over haar armen draperen en zal ik de volle glorie van het Franse hart doorkruisen. Dromen, voor wie gelooft in haar schoonheid.  

Alles kut

Dag 38: zondag 15 September

Ik haal me het moment van wakker worden die volgende morgen nog steeds voor de geest als alles donker en grijs lijkt – het vervult me met een warme gloed van tevredenheid. Het is trouwens altijd heerlijk om wakker te worden in een tent. Door de driehoekige opening keek ik naar de goud
groene weerspiegeling van het riet. Twee meter van mijn voeteneind zie ik het ochtendlicht schitteren in de doorzichtige damp uit het water. Ik hoor eenden en meerkoeten langs de rivierkant kwetteren. De geur van nat gras, koeien en watermunt als verse koffie in de ochtend. Dauwdruppels in de opening van mijn tent gevangen in een spinrag. Dit zijn kleine voorproefjes van de Hemel. Waar ben ik in godsnaam?

De weg had me bij een abdij afgezet, erlangs een kabbelend beekje. Hier had ik mijn tentje voor de nacht opgezet. Ook had ik extra grondzeiltje gekocht om over mijn tent te spannen. Zo bleef ik voortaan droog. Ik had zalig geslapen.

Vandaag moest ik huilen, van die kleine gefrustreerde tranen liepen langs mijn wallen, zuur van woede. Voor de zoveelste keer fietste ik me totaal zoek. Ditmaal geen excuses voor slecht weer, regen of dergelijke. Nee, ik was verdwaald in het labyrint van een Frans dorpje genaamd Echillais, een doolhof zonder einde. Tot tweemaal toe vroeg ik de weg, eerst bij de bakker welke me een gedetailleerde uitleg gaf en ten tweede maal bij een tuinier zonder tanden ongeveer 10 kilometer verderop. Omdat hij besefte welke stommiteit ik beging nodigde hij me uit voor een bakje koffie. Sterke koffie met wel vijf suikerklontjes. De gastheer nam er een stuk of zeven, wat wellicht zijn gebrek aan gebit verklaart. Op een papiertje kreeg ik de juiste routebeschrijving mee nadat ik uit een kist verschillende soorten fruit mocht kiezen. Ik ging voor een appel en peer, broodnodig voor de bittere terugtocht. Met gigantische tegenzin fietste ik opnieuw naar de abdij. Ook nu had ik 3 uur verspild aan ronddwalen. Ik vervloekte mezelf om goddomme een fatsoenlijke kaart aan te schaffen wat alles in een klap op zou lossen, maar bedacht dat ik ook weer zo thuis was en de koffie ook wel weer lekker was van de vreemde man.

Ik snapte de routebeschrijving niet meer, fietste drie keer langs de weg waar dwars door een rijtjeshuis een weg naar links zou moeten liggen. Niet dus.

Voor de eerste keer op mijn tocht gooide ik arme Eddie in de berm en schopte tegen z'n rode fietstassen. Ach, weet hij veel, ik ben de rijder op de bok, met de teugels losjes in handen. Eddie volgt slechts. 
En toen hadden we ruzie. Ik brak en liet me languit vallen in de berm, het gras nog nat. Voor een moment zag ik de wolken voorbij vluchten, die gaan immer door. Ik raaskalde wat tegen Eddie over de kutweg, de verdomde kutweg, waar is de fucking D111, waar ben je godverdomme!!!???

Er was een mogelijkheid om te ontsnappen uit de doolhof; de snelweg, dan ben je snel weg, zou je denken. (huhu). Na 300 meter op de weg des doods draaide ik me om, fucking eng, mijn broek opnieuw halfvol gescheten. Visioenen van een trieste dood in gedachte. Zo wil je niet gaan.

Dit is geen hemelpoort, ik herhaal GEEN hemelpoort. Gewoon een kutpoort naar een protserig kuthuis in een dood kutdorp. 

De brug even nabij Rochfort doemde op als een hemelpoort. Dit moet dan de weg zijn die ik zocht, vijftien kilometer van waar ik huilend in het gras lag. De winkels waren vreemd genoeg op maandag dicht dus jatte ik één kilo tomaten uit een passerende moestuin en vulde dit aan met rijpe bramen naast de weg. Mijn ontstoken achillespees begon te zeuren. Eddie begon te zeuren om olie, hij piepte liefelijk. Er lagen dode vogels en herten in de berm langs de weg, zij zeurden niet tenminste. Ik was in St-Hilaire-des-Loges en alles was kut vandaag.  

Ik mocht slapen in een gemeenschapshuis gelegen te midden van een uitgestorven dorp. Een overbezorgde vrouw zorgde voor een sleutel. Ik had een dak boven mijn hoofd, een plek onder het TL-licht. 


De Zin

Dag 37: zaterdag 14 september

De weg! De wil! De zon scheen krachtig en warm, hoge witte wolken dreven als sneeuwwitte galjoenen langs een vergeet-me-nietjesblauwe hemel en mijn hart voelde onverklaarbaar licht. Ik weet niet waarom. Na regen komt zonneschijn acht men weleens te zeggen. Van binnen voelde ik een diep verlangen om Eddie vliegensvlug over het spiegelgladde asfalt te sturen. Z'n bandjes zoemend van geluk.

Ik wist niet beter dan mijn doorweekte bagage zo snel mogelijk in te pakken. Het fietspad was verlaten en merkwaardig leeg. Bomen, bremstruiken en uitgestrekte heidevelden en nergens een mens. Een fel daglicht speelde langs de rand van de bladeren. Vandaag zag ik voor het eerst dat de herfst in aantocht was, ontelbare eikels knarsten onder Eddie's gewicht. Hier en daar lagen de eerste kastanjes op het fietspad. Terwijl vlagen warme lucht me voortstuwde, ademde ik de zeelucht diep in. Zeelucht voedt de geest, je krijgt zin in het leven. Maar wat is de zin van het leven. Ik dacht na...

Wat een merkwaardig leven, dat van de mensen die blijven zitten, in dat kleine hokje wat ze kantoor noemen. Om naar een computerscherm te staren en onbegrijpelijke handelingen te verrichten. Gedreven door welvaart, wat we ook wel economie noemen. Het motief achter dit handelen is geld. Zijn we niet allemaal min of meer te braaf. Kleuren we niet allemaal netjes binnen de lijntjes van de maatschappij. Opgedrongen door instituties als politieke richtlijnen, wetten, normen en waarden. We worden geacht naar school te gaan. We worden geacht te studeren en leren spreken met woorden die men ons leert en die wij leren zonder ze te begrijpen. We worden geacht te werken voor zaken die geld opbrengen en leven aan de hand van wat het allemaal wel niet kost. School, werk, carrière, geld, leven, maar wat is daadwerkelijk het doel? Het doel? De zin.....?

Zolang ik op weg ben, zolang ik hierover na kan denken bekruipt me een gevoel van afkeer. Na mijn tocht moet ik weer meedoen aan de maatschappij, zal er geld in het laatje moeten komen om de schoorsteen rokende te houden. Ook zal ik weer het grootste deel van de dag ingesloten zitten tussen vier muren. Ik twijfel wat ik dan moet doen. Het avontuur nu geeft zoveel meer vreugde. Ik dacht na... Shit, ik fiets te snel!

Ik wil me verontschuldigen aan mijn derrière. Verzonken in gedachten was ik bijna vier uur onafgebroken blijven fietsen. En dan gaan je billen protesteren. Het voelde alsof er inmiddels blaren tussen mijn twee bil helften waren ontsproten. Maar wat niet weet wat niet deert. Het enige wat ik kon doen is ze rust geven en een zacht oppervlak vinden. Die rust en tederheid vonden mijn billen en ik bij onze heiligheid Jezus Christus. Ik zat bijzonder aangenaam in het mos, leunend met mijn rug tegen het kruis waar Jezus aan gelast was. Ik at twee croissantjes met mierzoete aardbeienjam. De heilige Franse zaligheid ten top!

Jezus Christs vastgenageld

Ik had een grote gok genomen. Ik begaf me in Point de Grave. Het uiterste puntje waar de schelde, La Gironde, uitmond in de Atlantische Oceaan. Vanaf hier gaat alleen nog een veerpont naar Royan, een noodzakelijk vervoersmiddel dus. Alsof we hadden afgesproken om samen naar de middelbare school te fietsen stond het veerpont geduldig op mij te wachten. Ik kocht een kaartje voor de schappelijke prijs van €4,60 en mocht direct mee het water over. Een tocht van 20 minuten, net genoeg om Eddie eventjes alleen te laten en op het dek in de late middagzon te zitten. Mijn medereizigers waren druk in de weer met fototoestellen, mobieltjes en andere toestanden om de overtocht vast te leggen. Misschien hadden ze er de goede hoop in Moby Dick te zien opspringen boven het kalme water. Ik keek even over de boeg maar zag geen zwemmend zoogdier op de rimpeling. Ik sloot mijn ogen voor eventjes.

Laatste teug Oceaanwind


Eenmaal weer aan wal keek ik nog één keer achterom. De Atlantische Oceaan strekt zich nog een keer uit aan het zicht. Ik haalde nog één keer diep adem en fietste het Franse binnenland in, de zachtzinnige fietspaden achter me latend, de grote boze weg tegemoet.   

Mistige scheet

Dag 36: vrijdag 13 september

Vrijdag de dertiende, het feest van ongeluk zou je denken. Het werd een dag van ongeluk en een beetje geluk.
Ik werd wakker in een duister sprookje. Er trok dikke mist over het meer waar ik mijn nachtrust genoot. Het onderscheid tussen water en lucht was nauwelijks zichtbaar. Nog nooit had ik dit tafereel aanschouwd. Spijtig genoeg had ik mijn slaap nog niet helemaal uit en ik vergat een foto te maken van het uitzonderlijke natuurverschijnsel. Zoals wel vaker had ik geen zin om voor elke scheet te stoppen. Deze mistige scheet was het echter wel waard, bedacht ik me later. Weliswaar blijft de herinnering kraakhelder.

Ik richtte mijn vizier op Mimizan. Een surfplaats 50 kilometer noordwaarts. Haalbaar in de ochtend. En zo geschiedde. Om 9 uur zat ik in het zadel en om klokslag 12 uur fietste ik het surfplaatsje binnen. Zoals de mist van de ochtend al deed vermoeden, trok er een dreigend wolkendek over het rustieke plaatsje. Elk moment kon het gaan stortregenen. En dat gebeurde ook. Zelfs na twee uur stortregen had het ongeluk nog de overhand. Ik vond het geen reden te stoppen met fietsen. Wat moet je anders? Nat wordt je gegarandeerd en van wachten krijg je het koud. Doorfietsen is het remedie.

Wat ging ik er met een vaart door! Dat was geen fietsen, maar vliegen. Lichter dan een veertje trok ik voort met de snelheid van een havik. Zwijgend en waakzaam, mijn blik rond zich werpend, slechts tinten grijs om me heen.


Eddie, het wolkendek en de zee

Desondanks viel de regen me zwaar. De zee aan mijn linker zijde rolde, er woei een harde bries.Herfststorm wil ik het niet noemen, eerder orkaankracht. Zee, wind en fietsen zijn geen gelukkige combinatie te noemen. De zee en wind hielden voet bij stuk. Het fietsen gaf ik op.
Met al mijn goedmoedigheid stapte ik op twee blowende surfer dudes af. Ze zaten onder het afdak voor de buurtsuper. Ik schatte ze rond de zestien jaar. Wat zullen ze gedacht hebben; wat moeten we met die verzopen kater, die natte zwerver, die Hollandse boerenlul? Ik denk dat tweede want ze zeiden bijzonder weinig. Hun aflatende blik en desinteresse gaven mij de indicatie dat ze me niet wilden helpen. Het kan ook wezen dat ze zo stoned als een kanarie waren, in dat geval begrijp ik hartstikke goed dat ze geen gesprek wilde. Het afdak was niet groot genoeg voor drie personen dus ik was genoodzaakt een alternatief te zoeken. Het was zeven minuten voor sluitingstijd van de buurtsuper. Ik kon nog snel koekjes halen en avondeten.

Dansen in de regen

Drie volle plastic tassen waren niet voldoende om mijn honger te stillen. Ik had als extra's nog een six-pack bier gehaald. Voor de dorst en troost. Nu was het zaak een bij voorkeur droge slaapplek te vinden. 
Gelukkig huppelde er een hippie over straat op blote voeten. Hij droeg een een bruine wijde broek en een nog wijder T-shirt. Uit de V-hals stak robuust grijs borsthaar. Nogal koud om zo over straat te gaan, dacht ik. Als er iemand hier moet zijn die me kan helpen dan moest het deze man zijn. Mijn instinct klopte want de hippie kwam vrolijk op me afgestapt. Ik heb twee jaar frans gehad op school en de basis komt nu goed van pas. In mijn beste frans; 'Je cherce une place pour domir ce soir' om er vervolgens aan toe te voegen 'gratuit'. Overdreven enthousiast legde hij me uit hoe je via de kerk, naar een doodlopende straat moest gaan, via moeilijk te onthouden straatnamen om vervolgens bij het sportveld links af te slaan en achter de bomen moest dan ergens een schoolgebouw liggen. Aangezien het vrijdag was en zaterdag de scholen gesloten zijn, mocht ik van hem best nog uitslapen ook. Wat een geluk.

Minder geluk had ik met de windrichting. Er was een afdak, daar was niets aan gelogen. Echter stond de wind frontaal in mijn richting. Een koude nacht voor de boeg, dat was zeker.  
Ergens halverwege de nacht hoorde ik een geritsel. Het schoolplein waarop ik me begaf was nogal saai en bezaaid met stoeptegels. Ik sliep onder een houten afdak, daar was alles mee gezegd. Geen plekken voor muizen, ratten of dergelijke om zich te verstoppen. Het geritsel hield echter niet op. Het kwam zelfs dichterbij. Ik was uitgeput en te moe om op te staan en te kijken. Totdat het geritsel onder mijn grondzeiltje kwam, vlakbij waar mij hoofd zich begaf. Nu hoefde ik niet op te staan slechts te kijken. Tot mijn grote verbazing bleek de nachtbraker een zoetwaterkreeft te zijn. Hoe dan? Waar is je water vriend? Wat moet je? Na slangen, ratten, wilde zwijnen, muizen, muggen, mieren, spinnen (in m'n oor, zoals fabeltjes doen vermoeden) kon ook de zoetwaterkreeft op het lijstje van diersoorten slecht voor je nachtrust worden genoteerd. 



donderdag 5 februari 2015

Suffe surfers

Dag 35: Donderdag 12 September

De morgen doet af en toe wonderen. Veel vaker is de morgen ontnuchterend. Vandaag gaf de morgen een bijzonder inzicht. Ik nam de weg naar Frankrijk. Het asfalt rook nieuw, een uitgespreide rode loper gleed onder Eddie door. Zo'n buitenkansje doet wonderen, ook al regende het.
St. Juan Luiz is een vredig kustplaatsje wat bekend staat om haar surfscholen en verjaarde rijkdom. Witte paleisjes met houten veranda's en blauw geschilderde kozijnen kleurden het straatbeeld. Ondanks het moedeloze weer liep men hier chique in het gelid. Vrouwen waren gehuld in fladderende satijnen jurken en manlief had een rieten hoed, versierd met een donker blauwe band. Cabriolets reden al toeterend achter elkaar. Het was druk op straat.
Op de boulevard observeerde ik een groepje surfers. De golven waren nauwelijks twee meter hoog. 
Het was duidelijk dat ik keek naar een surfklasje, waarbij de leraar telkens trots op z'n plank stond en de rest slechts wat peddelde in het donkere water van de Atlantische Oceaan. Alle illusies die er bestaan over surfen in een blauwe zee, richting een wit strand met het zonnetje op je blote bast spatte uiteen op dit zielige strandje. Ik hoop dat ze een dekkende goed weer verzekering hadden afgesloten bij hun touroperators. Arme stakkers, die surftoeristen.


Zelf had ik geen enkele verzekering afgesloten. Sterker nog, ik had geen geld meer. Ik moest als de wiedeweerga een Western Union vinden om contant geld op te nemen. 
Het was 12 uur en ik stapte een postkantoor binnen waar een Western Union bank in gevestigd zou moeten zitten. Ook hier was het druk, ik trok een nummertje. Gelukkig stond er een schaaltje met zuurtjes en pepermuntjes, wat het wachten een stuk aangenamer maakten. Zoals gezegd heb ik zelden haast op deze tocht, dus ook vandaag niet. Geduldig wachtte ik op mijn beurt, fascinerend loensend naar de andere klanten om me heen. Men schrijft hier nog cheques uit voor van alles en nog wat. Tel daar de relaxte sfeer bij op en je hebt lange wachtrijen. Efficiëntie kennen ze hier nauwelijks.

Na een half uur was het schaaltje met snoep leeg en had ik een kleurrijk pallet aan papiertjes in m'n broekzak zitten. De bankmedewerker riep m'n nummer en opgelucht toonde ik m'n ID-kaart aan de beste man. In het Engels maakte ik duidelijk dat er een aanvraag voor opname van €300,- in het systeem moest rondwaren.

De man keek me vertwijfeld aan, hij kon geen aanvraag vinden. Hij vroeg waar ik vandaan kwam en wanneer er een aanvraag was gedaan. Ik antwoordde dat ik vanuit Hendaye kwam en gisteren een aanvraag had ingediend. Hij kon z'n geniepige gniffel niet langer onderdrukken. Of ik had iets verkeerd gezegd. Of ik had een vergissing gemaakt. In z'n beste Engels maakte de fransman duidelijk dat ik me inmiddels op Frans grondgebied begaf; "Thiz iz France, no Zpainien, I can not help you, excusez moi". Met de spreekwoordelijke staart tussen de benen verliet ik het postkantoor. 

Wat doet men in zo'n situatie? Juist, je eet koekjes, twijfelt om terug te fietsen naar Spanje en bedenkt dan dat dat een ontzettend slecht plan is. Vervolgens bel je het thuisfront, in dit geval de financieel man, steun en toeverlaat in allerhande toestanden, os pa.
Pa moest wel lachen om mijn stommiteit en ik ook. Ik was alweer in Frankrijk, op de terugweg; zo kun je het inderdaad ook zien. De aanvraag moest dus worden omgezet, wat nog een hele klus bleek. In het kort; het geld van het Spaanse account halen, een Frans account aanmaken, het geld op het Franse account plaatsen, een nieuwe aanvraag indienen en de formulieren juist invoeren. Kortom, ik mocht op voor poging twee!
Tot overmaat van ramp was het net 1 uur geweest, wat zoiets betekent als lunchpauze. Het postkantoor was dicht en het voltallige personeel zat aan de overkant van de straat aan een glas wijn. Alsof ze dadelijk nog mijn geld kunnen tellen. Ik vond een muntstuk van twee euro in mijn stuurtas en bedacht dat ik de Franse traditie beter kan omarmen dan verafschuwen. Er was tevens nog plaats op het terras. 
Na de lunch volgde ik het personeel op gepaste afstand. Ik was blut dus moest het nu wel lukken om geld op te nemen. Om half 3 liep ik een lachend zonnetje tegemoet, in mijn knuistje zes versgeperste flappen van elk 50 euro. De geur van geld en rijkdom vulde de straat. Ik rekende me rijk. Wellicht zou het genoeg zijn om de volledige terugreis af te leggen. Ik besloot om mezelf vandaag nog eenmaal te trakteren en daarna zou ik de hand op de knip houden. Het zonnige weer nodigde uit voor een bolletje schepijs. En misschien ook een wafel uit de kraam erlangs. Toevalligerwijs was er een mini-supermarkt op de boulevard, waar ze vast en zeker koekjes hadden. Broodnodig want zonder koekjes geen fietsen. En van al dat winkelen in de stralende zon krijg je dorst, dus een verfrissend biertje leek ook wel gepast. Al met al een gat in de begroting en een betonplaat op m'n maag. Halfleeg en tegelijkertijd goedgevuld. Ik was klaar om verder te gaan. 

Omdat het land hier nagenoeg vlak is en er toeristen in grote getale aanwezig zijn heeft de Franse regering besloten fietspaden aan te leggen. Een uitstekende keuze in mijn optiek, mede doordat de gladgestreken snelwegen voor fietsers naadloos op elkaar aansluiten, 300 km lang. Waar vraag is, is aanbod. Met de wind zuinig in de rug ging ik richting Biarritz, over inderdaad zo'n gladgestreken strook asfalt voor fietsers. Wat een verademing. Zelfs de bewegwijzering is te snappen voor een Hollander. Niets kon me tegenhouden. Vandaag maak ik kilometers, richting huis.

Op het fietspad kon ik twee soorten fietsers onderscheiden. De ene soort waren de toeristen, in de categorie: onervaren en ontzettend knullig. Dagjesmensen op gehuurden fietsen. Noem het toeval of niet maar ik passeerde tot tweemaal toe een stel waarbij de man een band aan het plakken was van een vrouwelijk fiets. De metgezel met de handen in de zij en in het bezit van ferm achterwerk in de categorie: niet bestendig voor dunne bandjes. 
De andere soort was mijn soort. De toerfietser. Ondanks hun professionele uitrusting en strakke plan stond hun gezicht op onweer. De zuinige wind was straf geworden en in tegenstelling tot mijn plan, ging hun plan zuidwaarts. Het is nu half september. Dat betekent dat de herfst binnenkort haar intreden doet. Zon wordt steeds vaker afgewisseld met regen. Goed weer garantie is er niet meer. Misschien fietste de minder gelukkige fietser daarom wel naar het Zuiden. Richting het warmere Spanje, de wind frontaal tegen. Met de nagenoeg vlakke omgeving een pittige opgave als je het mij vraagt. De wind vat hier snel aan kracht. Diezelfde kracht krijgt versterking van de machtige Atlantische Oceaan. Geen fijne tegenstander om tegenop te boksen. Al helemaal niet met de gedachte dit nog enkele dagen te mogen doen. Daar is geen GPS-systeem of uitgestippelde routekaart tegenop gewassen. Zolang ik de wind in de rug heb, zit ik goed.

Nabij Léon vond ik een groot meer. En waar een meer is, is een camping. Echter had ik mezelf belooft geen dure camping meer te veroorloven. Het werd dus een plaats aan het strand, naast het meer, bijna op de camping. Zo nu en dan kreeg ik een neerslachtige blik van de campinggasten toegeworpen. Zoals alles wend, kon me dit ook vrij weinig schelen. Het zakkende najaarszonnetje is immers voor iedereen gratis en uitermate aangenaam. Ik bedacht me dat het avontuur eindig is. Wanneer ik thuis ben, ben ik minder in de buitenlucht ben. De situatie waar ik zalig in het zonnetje zit bij een meer zal minder vaak voorkomen. Niet op deze manier. We leven immers in een vluchtige samenleving, waarin alles gericht is op een doel. Men is geacht het doel na te streven. Ga je wandelen in de natuur dan ga je genieten. Dat is het doel. En dat doel dien je na te streven, dus ga je lekker 'genieten'. Terwijl je je mateloos ergert aan alle andere genieters om je heen. Gezellig met z'n alle genieten, daar zijn we in Nederland zo goed in.

De gedachte van het doelgericht genieten bekroop me. Ik had opeens niet meer zo'n zin om naar huis te gaan.  


vrijdag 26 september 2014

Doodsangst

Dag 34: donderdag 12 september

De dag beloofde weinig goeds, het regende en ik had geen zin om te fietsen. Zachtjes hoorde ik de miezerige regen op het tentzeil vallen. Ik heb een wel heel eenvoudige tent meegenomen. S'morgens is het altijd een hele opgave om met je lichaam niet het tentzeil te raken want dan ben je af en nat. Het voeteneind van de slaapzak is iedere morgen kletsvochtig. Net niet nat. Ik verrek het om andersom in m'n tent te kruipen. Dit heeft een reden. Ik kan direct uit mijn tent hol springen om te kijken wat er zich buiten mijn mobile home afspeelt. Nadeel van deze keuze is dat ik in de avond met een 180 in bed duik en er ook weer zo uit moet. Veelal resulteerde dit in een nat pak.

Geen zin

Ik had trek in koffie. Opnieuw liep ik naar de koffie-automaat om het lauwe water a €0,05 te scoren. 1 mok is drie bakjes oploskoffie, goedkope koffie als je het mij vraagt. Voor te snaaien had ik nog enkele verkruimelde koekjes in m'n tas verstopt. Het leek me voldoende om op vijf koekjes en een bak koffie een stukje te fietsen. De vijf koekjes werden er al snel tien en toen het pak koekjes op was, na ongeveer twintig koekjes, had ik opnieuw buikpijn en nog meer weerzin om op fiets te stappen.
Ik mis m'n sigaretje. Als troost eet ik koekjes. Voor elke gemiste sigaret staan ongeveer 10 koekjes en een half stokbrood. Ik ben een koekie-monster geworden. Eten maakt me tevreden. Zolang er koekjes zijn, maak ik het goed. Vreemd, aangezien ik voor deze tocht niet bezeten was van koekjes. Integendeel, ik was meer een chips-man. En ik eet veel op deze tocht. Fietsen maakt hongerig, denk ik. Twee stokbroden op een dag zijn eerder regel dan uitzondering. Laat staan de hoeveelheid koekjes.

Om 10 uur sprong ik dan eindelijk om mijn fietsje. De vorige dag was ik een stukje gelopen omdat de helling naar de camping te steil was te fietsen. Nu ging de weg dus omlaag, nog steeds te steil. Ik kon niet voorkomen om op tijd stil te staan voor het stopbord van de gevaarlijke kruising. De fietstassen waren te zwaar bepakt en met slippende banden stond ik stil op een te drukke weg met verkeer. Gelukkig raakte ik geen auto, maar de schrik zat al meteen goed in de benen.

Een gewaarschuwd mens telt voor twee, zou je zeggen

De Atlantische Kust in Noord-Spanje is adembenemend te noemen. Steile groene rotspartijen steken
sierlijk uit boven de kolkende Oceaan. Het zonnetje brak door het dikke wolkendek en mijn moraal schakelde een tandje omhoog. Zo deed 'Eddie' ook, aangezien we de strenge wind vanachter hadden. Een verblindende schittering voer over de zee en weerkaatste op het inmiddels glimlachend, bruine gelaat van deze jongen.

Atlantische kust

De etappe ontpopte zich in een heuveltje op, heuveltje af race. San Sebastian bleek nog 34 kilometer fietsen. Tot ongeveer 7 kilometer voor San Sebastian moest ik weer een aantal moeilijke keuzes maken, welke duidelijk verkeerd uitpakte. Ik fietste stug door, steeds meer tegen de vangrail geplakt. Invoegend verkeer van rechts moest ontweken worden. Ik zat blijkbaar op de snelweg.
Het werd pas echt vervelend toen de vluchtstrook verdween en ik dus op de rechter baan van de autosnelweg belandde. Ik ben niet snel bang geweest op mijn tocht, maar dit was pure angst. Het spreekwoordelijke billen knijpen voor gevorderden. Ik hoopte op een afrit waar ik zo snel mogelijk uit deze hel kon ontsnappen, maar die kwam niet. De automobilisten besloten om me er nog maar eens op te attenderen dat het eigenlijk niet de bedoeling is om met een fiets op de snelweg acrobaten. Toeterend, zwaaiend en knipperend met groot-licht passeerde mij een op hol geslagen stoet auto's. In de verte doomde tunnel op. Dit was de druppel, dit risico kun je niet nemen, de tunnel had een kromming naar rechts, waardoor je voor automobilisten onzichtbaar was. De dood of de gladiolen, ik keerde om. Ik fietste tegen het verkeer in, naar een afrit. De afrit was nog zo'n 400 meter, waarvan ik er zo'n 399 met de ogen dicht heb gefietst. Een nieuw probleem diende zich aan, ik moest de snelweg oversteken, wilde ik uit deze hel kunnen ontsnappen. Ik maakte een onmogelijke manouvre, glipte tussen de auto's door op de invoegstrook en stond met knikkende knieën veilig op de begane grond van San Sebastian. Er kronkelde doodleuk een fietspad naast de rivier. Rust aan de kont dus.

Highway to hell

San Sebastian heeft iets weg van een groene oase. Gek genoeg staat het vol met palmbomen en protserige, monumentale, okergele gebouwen. Het heeft iets weg van Brussel maar dan wel mooi. De stad straalt van de historie en doet alsof het Mediteraans gelegen is. En ook hier bracht ik een bezoekje aan het hypermoderne toeristencentrum. Ik kreeg een kaart van de stad.

Het was een uur of drie en ik ging cadeautjes kopen voor het thuisfront. In de straten van San Sebastian bevinden zich grote getale aandoenlijke winkeltjes, met vriendelijke winkeliers. Geen schreeuwerige reclameborden, geen onmogelijke kortingen en al helemaal geen H&M, Zara, Mango of dergelijke multinationals. De winkeliers in San Sebastian zijn kunstenaars en authentieke ambachtslieden. Ondanks de duivelse binnenkomer is San Sebastian een prachtige stad.

Helaas was de Western Union bank gesloten en kon ik geen geld meer opnemen. Ik moest het doen met nog €10,- in m'n portemonnee. Nu was het zaak om de juiste weg, het liefst geen snelweg, te vinden om buiten te stad te raken. Met de kaart van San Sebastian op het stuur ging ik op zoek. Al snel kreeg ik een mountainbiker in trainingsbroek, sportschoentjes en petje in het vizier. Ik bedacht dat de man weleens in de buitenwijken van San Sebastian kon wonen. Precies waar ik moest zijn. Aan zijn rijstijl te merken, kende hij hier de weg. Ik zette de achtervolging in. Hij had geen 15 kilo bagage op z'n achterband liggen waardoor hij al vliegend over de stoeprandjes raasde. Ik volgde op gepaste afstand al dan niet stuiterend. Opeens stuurde hij de auto baan op. Ik volgde en weer bevond ik me midden tussen het verkeer. Na een half uur van flink doortrappen was ik buiten adem en de mountainbike pauper uit het zicht, waarschijnlijk inmiddels thuis aan de thee met honing voor het haardvuur. Ik was weliswaar in een buitenwijk van San Sebastian, maar ik was nat van de regen en de weg kwijt. Het was zeven uur en ik was moe.


Ik zocht een geschikte gratis slaapplaats in deze pauperwijk. Wonder boven wonder vond ik bordjes met 'Gite de Bask' erop. Probleem was dat ik geen geld had voor een Gite, maar dat was een zorg voor later. Ik fietste steeds verder bergop, de pauperwijk veranderde in een vriendelijke villawijk. Een gigantisch huis waar minstens drie gezinnen in konden wonen, moest volgens het bordje een gite zijn. Ik klopte op de voordeur maar er deed niemand open. De deur was reeds geopend. Ik stapte naar binnen en naar herhaaldelijk 'ola' te roepen kreeg ik geen gehoor. Dan maar weer naar buiten en op de picknick bank avondeten, dacht ik. Toen ik al was begonnen aan het avondeten verscheen er een vrouw op het balkon. Ik gebaarde of ze naar beneden wilde komen zodat ik de situatie kon uitleggen. De gite was net een week gesloten dus er was geen plaats meer voor mij. Wellicht kwam dat omdat ik geen geld had. Enfin, ik mocht wel op het grasveld slapen van de gite. Een beter plekje had ik me niet kunnen wensen. Het avondrood trok over de Atlantische Kust, mist sluierde over de groene heuvels. Het was koud maar bloedmooi.  


Pompoenpit

Dag 33: woensdag 11 September 

Mist trok over de bergen, m'n slaapzak was klam en kleefden aan mijn blote bast. Het dauw van de ochtend druppelde door m'n haren. Ik had het koud.
Bilbao was nog zo'n dertig kilometer fietsen en haalbaar voor lunchtijd. De weg daalde vriendelijk omlaag en ik stuurde 'Eddie' door de groene vallei van baskenland. Koeien droegen een koe-bel en schapen een schapenbelletje. De fruitbomen waren zwanger van fruit en hun takken hingen slap, met aan het uiteinde een volmaakt stuk sappig fruit. Ik stopte m'n fietstassen vol met peren, appels, pruimen en perzikken.
Parallel aan de snelweg liep een verlaten weggetje welke ik had gevonden op de kaart van een souvenirswinkel in Surlope. Met een sukkeldrafje gleed ik richting Bilbao.
Ik botste tegen de rivier Nervion aan en hoefde enkel links aan te houden om in Bilbao te belandden. Blijkbaar leek ik verdwaald want een mountainbike-recreant vroeg of ik de weg wist naar Bilbao. Na tien minuten snapte ik geen bal van wat de beste man te vertellen had. Ik maakte duidelijk geen Spaans te spreken, laat staan Baskisch. De man gebaarde dat ik de rivier moest volgen, wat ik eigenlijk ook van plan was. Desalniettemin een zeer attente binnenkomer voor deze imponerende stad. De spiksplinter nieuwe boulevard glimlachte in de zuinige zon en het Guggenheim museum met haar overvloedige glaswerk, lachte terug. Toeristen stonden in de rij en talloze hardlopers zigzagde om hen heen.
Guggenheim museum in Bilbao lacht terug

Ik besloot om de stad in te trekken en een Santiago de Compostella pelgrims-kaart te scoren in de kerk. Hiermee zou ik toegang moeten krijgen tot alle pelgrims herbergen in Spanje. Volgens de herberg waar ik had overnacht kon ik er hier in Bilbao eentje krijgen. Dus moest ik eerst de kerk vinden waar ik zo'n kaart kon krijgen. Om ook weer uit de stad te raken had ik een stadskaart nodig met fietspaden. Zoals wel vaker bleek op mijn terugweg, zou het toeristencentrum hier uitkomst bieden, mits je het toeristencentrum kunt vinden. Want waar is dat ding in Bilbao?

Tot drie keer toe liep ik het toeristencentrum voorbij. Ik verdwaalde in het straten labyrint van Bilbao, reed terug over de boulevard langs het Gugenheim museum wat ongetwijfeld mooi is van binnen, en verdwaalde opnieuw.
Ik sprak een man met bolhoed aan, of hij misschien wist waar het toeristencentrum was. Omdat hij toch dezelfde richting uit moest, liep hij met me mee. Hij vertelde dat z'n dochter internationaal topatleet was met als specialiteit; de triatlon. En dat ik ook een topsporter was, internationaal gezien, maar op een andere manier. Ook vertelde hij dat het toeristencentrum gewoon een stukje verderop lag. Naast de kerk, waar ik moest zijn.

Uiteindelijk had ik alleen de stadskaart te pakken, de felbegeerde pelgrims-kaart werd alleen op een donderdag vergeven. Ik had dus pech.
Rond half twee vertrok ik uit Bilbao. Door middel van mijn stadskaart wist ik precies welke kant ik uit kon, ware het niet dat door werkzaamheden de situatie was gewijzigd. Helaas heeft de fietser in Spanje nog niet de status verworven zoals die in Nederland geldt. De fietser wordt in Spanje vergeten en ik werd gedwongen, maar plaats te nemen tussen het verkeer op de randweg.
Dit deel van Spanje heeft me behoorlijk wat hartkloppingen bezorgd wat verkeer betreft. Mocht ik ooit een bloeddruk meter op m'n fiets installeren dan kan ik hier in Spanje records verbreken. Levensgevaarlijk!

De chaos werd compleet door toeterende automobilisten die het er duidelijk niet mee eens waren dat ik op hun weg fietste. Net zo snel als ik in de chaos belandde, zo snel was ik ook weer alleen. Ik sloeg een zijweg in en fietste vreedzaam richting de Atlantische kust. Ik fietste langs een rivier, waarin talloze vissen zwommen, blijkbaar kon je ze niet eten, vandaar ook hun overschot.
Mijn telefoon, camera en i-pod waren leeg en ik moest opnieuw geld hebben via een Western Union. In mijn portemonnee zat nog zo'n €60,-.
Ik besloot een camping te nemen. Met royale tegenzin betaalde ik €16,- voor een nachtje camping want ja je hebt wel uitzicht op de Atlantische Oceaan. Ik dacht dan zullen we ook maar een mooi plekje uitzoeken. Midden op de heuvel met een panorama view op de kust. Al snel kwam de boze eigenaar aangestormd om me weg te jagen, dit was geen campingplaats.

Uitzicht van de dure camping met gefrustreerde campingbaas

Ik kocht aanmaakblokjes met de gedachte mijn eten op te warmen. Het bleek een desastreuze keuze te zijn. Het opwarmen ging prima, maar de bijeffecten van de aanmaakblokjes waren verschrikkelijk.
Opeens wist ik waar de uitdrukking 'roet in het eten' vandaan komt. Mijn god wat had ik er een zooitje van gemaakt. Mijn handen waren pikzwart, en mijn pan was naar de filistijnen. Ik kon niets meer aanraken. Bleek die roet ook nog eens onmogelijk te verwijderen te zijn. Ellende alom.
Ik was moe, deed de afwas half en sprong in een koude douche. Uit frustratie jatte ik een stoel van de boze campingbaas en verstopte 'm achter m'n tent.
Er was een koffie automaat waar je €0,05 voor een bekertje lauw water, prima om oploskoffie in op te lossen dacht ik, als alternatief. Maar het was te ranzig voor woorden.


Gelukkig had ik nog een zakje met oa zonnebloempitten en pompoenpitten. Veel jongeren in Spanje eten deze snack en ik kon niet achterblijven. Het is me nog steeds niet duidelijk hoe je het pitje zonder problemen van haar schil verwijderd. In de meeste gevallen verdween het pitje met haar gezouten jasje direct in mijn maag. Zo geschiedde ook met de pompoenpitten. Ik besloot deze avond eens goed te oefenen. Het begon te regenen en ik oefende verder in m'n tent.