vrijdag 26 september 2014

Doodsangst

Dag 34: donderdag 12 september

De dag beloofde weinig goeds, het regende en ik had geen zin om te fietsen. Zachtjes hoorde ik de miezerige regen op het tentzeil vallen. Ik heb een wel heel eenvoudige tent meegenomen. S'morgens is het altijd een hele opgave om met je lichaam niet het tentzeil te raken want dan ben je af en nat. Het voeteneind van de slaapzak is iedere morgen kletsvochtig. Net niet nat. Ik verrek het om andersom in m'n tent te kruipen. Dit heeft een reden. Ik kan direct uit mijn tent hol springen om te kijken wat er zich buiten mijn mobile home afspeelt. Nadeel van deze keuze is dat ik in de avond met een 180 in bed duik en er ook weer zo uit moet. Veelal resulteerde dit in een nat pak.

Geen zin

Ik had trek in koffie. Opnieuw liep ik naar de koffie-automaat om het lauwe water a €0,05 te scoren. 1 mok is drie bakjes oploskoffie, goedkope koffie als je het mij vraagt. Voor te snaaien had ik nog enkele verkruimelde koekjes in m'n tas verstopt. Het leek me voldoende om op vijf koekjes en een bak koffie een stukje te fietsen. De vijf koekjes werden er al snel tien en toen het pak koekjes op was, na ongeveer twintig koekjes, had ik opnieuw buikpijn en nog meer weerzin om op fiets te stappen.
Ik mis m'n sigaretje. Als troost eet ik koekjes. Voor elke gemiste sigaret staan ongeveer 10 koekjes en een half stokbrood. Ik ben een koekie-monster geworden. Eten maakt me tevreden. Zolang er koekjes zijn, maak ik het goed. Vreemd, aangezien ik voor deze tocht niet bezeten was van koekjes. Integendeel, ik was meer een chips-man. En ik eet veel op deze tocht. Fietsen maakt hongerig, denk ik. Twee stokbroden op een dag zijn eerder regel dan uitzondering. Laat staan de hoeveelheid koekjes.

Om 10 uur sprong ik dan eindelijk om mijn fietsje. De vorige dag was ik een stukje gelopen omdat de helling naar de camping te steil was te fietsen. Nu ging de weg dus omlaag, nog steeds te steil. Ik kon niet voorkomen om op tijd stil te staan voor het stopbord van de gevaarlijke kruising. De fietstassen waren te zwaar bepakt en met slippende banden stond ik stil op een te drukke weg met verkeer. Gelukkig raakte ik geen auto, maar de schrik zat al meteen goed in de benen.

Een gewaarschuwd mens telt voor twee, zou je zeggen

De Atlantische Kust in Noord-Spanje is adembenemend te noemen. Steile groene rotspartijen steken
sierlijk uit boven de kolkende Oceaan. Het zonnetje brak door het dikke wolkendek en mijn moraal schakelde een tandje omhoog. Zo deed 'Eddie' ook, aangezien we de strenge wind vanachter hadden. Een verblindende schittering voer over de zee en weerkaatste op het inmiddels glimlachend, bruine gelaat van deze jongen.

Atlantische kust

De etappe ontpopte zich in een heuveltje op, heuveltje af race. San Sebastian bleek nog 34 kilometer fietsen. Tot ongeveer 7 kilometer voor San Sebastian moest ik weer een aantal moeilijke keuzes maken, welke duidelijk verkeerd uitpakte. Ik fietste stug door, steeds meer tegen de vangrail geplakt. Invoegend verkeer van rechts moest ontweken worden. Ik zat blijkbaar op de snelweg.
Het werd pas echt vervelend toen de vluchtstrook verdween en ik dus op de rechter baan van de autosnelweg belandde. Ik ben niet snel bang geweest op mijn tocht, maar dit was pure angst. Het spreekwoordelijke billen knijpen voor gevorderden. Ik hoopte op een afrit waar ik zo snel mogelijk uit deze hel kon ontsnappen, maar die kwam niet. De automobilisten besloten om me er nog maar eens op te attenderen dat het eigenlijk niet de bedoeling is om met een fiets op de snelweg acrobaten. Toeterend, zwaaiend en knipperend met groot-licht passeerde mij een op hol geslagen stoet auto's. In de verte doomde tunnel op. Dit was de druppel, dit risico kun je niet nemen, de tunnel had een kromming naar rechts, waardoor je voor automobilisten onzichtbaar was. De dood of de gladiolen, ik keerde om. Ik fietste tegen het verkeer in, naar een afrit. De afrit was nog zo'n 400 meter, waarvan ik er zo'n 399 met de ogen dicht heb gefietst. Een nieuw probleem diende zich aan, ik moest de snelweg oversteken, wilde ik uit deze hel kunnen ontsnappen. Ik maakte een onmogelijke manouvre, glipte tussen de auto's door op de invoegstrook en stond met knikkende knieën veilig op de begane grond van San Sebastian. Er kronkelde doodleuk een fietspad naast de rivier. Rust aan de kont dus.

Highway to hell

San Sebastian heeft iets weg van een groene oase. Gek genoeg staat het vol met palmbomen en protserige, monumentale, okergele gebouwen. Het heeft iets weg van Brussel maar dan wel mooi. De stad straalt van de historie en doet alsof het Mediteraans gelegen is. En ook hier bracht ik een bezoekje aan het hypermoderne toeristencentrum. Ik kreeg een kaart van de stad.

Het was een uur of drie en ik ging cadeautjes kopen voor het thuisfront. In de straten van San Sebastian bevinden zich grote getale aandoenlijke winkeltjes, met vriendelijke winkeliers. Geen schreeuwerige reclameborden, geen onmogelijke kortingen en al helemaal geen H&M, Zara, Mango of dergelijke multinationals. De winkeliers in San Sebastian zijn kunstenaars en authentieke ambachtslieden. Ondanks de duivelse binnenkomer is San Sebastian een prachtige stad.

Helaas was de Western Union bank gesloten en kon ik geen geld meer opnemen. Ik moest het doen met nog €10,- in m'n portemonnee. Nu was het zaak om de juiste weg, het liefst geen snelweg, te vinden om buiten te stad te raken. Met de kaart van San Sebastian op het stuur ging ik op zoek. Al snel kreeg ik een mountainbiker in trainingsbroek, sportschoentjes en petje in het vizier. Ik bedacht dat de man weleens in de buitenwijken van San Sebastian kon wonen. Precies waar ik moest zijn. Aan zijn rijstijl te merken, kende hij hier de weg. Ik zette de achtervolging in. Hij had geen 15 kilo bagage op z'n achterband liggen waardoor hij al vliegend over de stoeprandjes raasde. Ik volgde op gepaste afstand al dan niet stuiterend. Opeens stuurde hij de auto baan op. Ik volgde en weer bevond ik me midden tussen het verkeer. Na een half uur van flink doortrappen was ik buiten adem en de mountainbike pauper uit het zicht, waarschijnlijk inmiddels thuis aan de thee met honing voor het haardvuur. Ik was weliswaar in een buitenwijk van San Sebastian, maar ik was nat van de regen en de weg kwijt. Het was zeven uur en ik was moe.


Ik zocht een geschikte gratis slaapplaats in deze pauperwijk. Wonder boven wonder vond ik bordjes met 'Gite de Bask' erop. Probleem was dat ik geen geld had voor een Gite, maar dat was een zorg voor later. Ik fietste steeds verder bergop, de pauperwijk veranderde in een vriendelijke villawijk. Een gigantisch huis waar minstens drie gezinnen in konden wonen, moest volgens het bordje een gite zijn. Ik klopte op de voordeur maar er deed niemand open. De deur was reeds geopend. Ik stapte naar binnen en naar herhaaldelijk 'ola' te roepen kreeg ik geen gehoor. Dan maar weer naar buiten en op de picknick bank avondeten, dacht ik. Toen ik al was begonnen aan het avondeten verscheen er een vrouw op het balkon. Ik gebaarde of ze naar beneden wilde komen zodat ik de situatie kon uitleggen. De gite was net een week gesloten dus er was geen plaats meer voor mij. Wellicht kwam dat omdat ik geen geld had. Enfin, ik mocht wel op het grasveld slapen van de gite. Een beter plekje had ik me niet kunnen wensen. Het avondrood trok over de Atlantische Kust, mist sluierde over de groene heuvels. Het was koud maar bloedmooi.  


Pompoenpit

Dag 33: woensdag 11 September 

Mist trok over de bergen, m'n slaapzak was klam en kleefden aan mijn blote bast. Het dauw van de ochtend druppelde door m'n haren. Ik had het koud.
Bilbao was nog zo'n dertig kilometer fietsen en haalbaar voor lunchtijd. De weg daalde vriendelijk omlaag en ik stuurde 'Eddie' door de groene vallei van baskenland. Koeien droegen een koe-bel en schapen een schapenbelletje. De fruitbomen waren zwanger van fruit en hun takken hingen slap, met aan het uiteinde een volmaakt stuk sappig fruit. Ik stopte m'n fietstassen vol met peren, appels, pruimen en perzikken.
Parallel aan de snelweg liep een verlaten weggetje welke ik had gevonden op de kaart van een souvenirswinkel in Surlope. Met een sukkeldrafje gleed ik richting Bilbao.
Ik botste tegen de rivier Nervion aan en hoefde enkel links aan te houden om in Bilbao te belandden. Blijkbaar leek ik verdwaald want een mountainbike-recreant vroeg of ik de weg wist naar Bilbao. Na tien minuten snapte ik geen bal van wat de beste man te vertellen had. Ik maakte duidelijk geen Spaans te spreken, laat staan Baskisch. De man gebaarde dat ik de rivier moest volgen, wat ik eigenlijk ook van plan was. Desalniettemin een zeer attente binnenkomer voor deze imponerende stad. De spiksplinter nieuwe boulevard glimlachte in de zuinige zon en het Guggenheim museum met haar overvloedige glaswerk, lachte terug. Toeristen stonden in de rij en talloze hardlopers zigzagde om hen heen.
Guggenheim museum in Bilbao lacht terug

Ik besloot om de stad in te trekken en een Santiago de Compostella pelgrims-kaart te scoren in de kerk. Hiermee zou ik toegang moeten krijgen tot alle pelgrims herbergen in Spanje. Volgens de herberg waar ik had overnacht kon ik er hier in Bilbao eentje krijgen. Dus moest ik eerst de kerk vinden waar ik zo'n kaart kon krijgen. Om ook weer uit de stad te raken had ik een stadskaart nodig met fietspaden. Zoals wel vaker bleek op mijn terugweg, zou het toeristencentrum hier uitkomst bieden, mits je het toeristencentrum kunt vinden. Want waar is dat ding in Bilbao?

Tot drie keer toe liep ik het toeristencentrum voorbij. Ik verdwaalde in het straten labyrint van Bilbao, reed terug over de boulevard langs het Gugenheim museum wat ongetwijfeld mooi is van binnen, en verdwaalde opnieuw.
Ik sprak een man met bolhoed aan, of hij misschien wist waar het toeristencentrum was. Omdat hij toch dezelfde richting uit moest, liep hij met me mee. Hij vertelde dat z'n dochter internationaal topatleet was met als specialiteit; de triatlon. En dat ik ook een topsporter was, internationaal gezien, maar op een andere manier. Ook vertelde hij dat het toeristencentrum gewoon een stukje verderop lag. Naast de kerk, waar ik moest zijn.

Uiteindelijk had ik alleen de stadskaart te pakken, de felbegeerde pelgrims-kaart werd alleen op een donderdag vergeven. Ik had dus pech.
Rond half twee vertrok ik uit Bilbao. Door middel van mijn stadskaart wist ik precies welke kant ik uit kon, ware het niet dat door werkzaamheden de situatie was gewijzigd. Helaas heeft de fietser in Spanje nog niet de status verworven zoals die in Nederland geldt. De fietser wordt in Spanje vergeten en ik werd gedwongen, maar plaats te nemen tussen het verkeer op de randweg.
Dit deel van Spanje heeft me behoorlijk wat hartkloppingen bezorgd wat verkeer betreft. Mocht ik ooit een bloeddruk meter op m'n fiets installeren dan kan ik hier in Spanje records verbreken. Levensgevaarlijk!

De chaos werd compleet door toeterende automobilisten die het er duidelijk niet mee eens waren dat ik op hun weg fietste. Net zo snel als ik in de chaos belandde, zo snel was ik ook weer alleen. Ik sloeg een zijweg in en fietste vreedzaam richting de Atlantische kust. Ik fietste langs een rivier, waarin talloze vissen zwommen, blijkbaar kon je ze niet eten, vandaar ook hun overschot.
Mijn telefoon, camera en i-pod waren leeg en ik moest opnieuw geld hebben via een Western Union. In mijn portemonnee zat nog zo'n €60,-.
Ik besloot een camping te nemen. Met royale tegenzin betaalde ik €16,- voor een nachtje camping want ja je hebt wel uitzicht op de Atlantische Oceaan. Ik dacht dan zullen we ook maar een mooi plekje uitzoeken. Midden op de heuvel met een panorama view op de kust. Al snel kwam de boze eigenaar aangestormd om me weg te jagen, dit was geen campingplaats.

Uitzicht van de dure camping met gefrustreerde campingbaas

Ik kocht aanmaakblokjes met de gedachte mijn eten op te warmen. Het bleek een desastreuze keuze te zijn. Het opwarmen ging prima, maar de bijeffecten van de aanmaakblokjes waren verschrikkelijk.
Opeens wist ik waar de uitdrukking 'roet in het eten' vandaan komt. Mijn god wat had ik er een zooitje van gemaakt. Mijn handen waren pikzwart, en mijn pan was naar de filistijnen. Ik kon niets meer aanraken. Bleek die roet ook nog eens onmogelijk te verwijderen te zijn. Ellende alom.
Ik was moe, deed de afwas half en sprong in een koude douche. Uit frustratie jatte ik een stoel van de boze campingbaas en verstopte 'm achter m'n tent.
Er was een koffie automaat waar je €0,05 voor een bekertje lauw water, prima om oploskoffie in op te lossen dacht ik, als alternatief. Maar het was te ranzig voor woorden.


Gelukkig had ik nog een zakje met oa zonnebloempitten en pompoenpitten. Veel jongeren in Spanje eten deze snack en ik kon niet achterblijven. Het is me nog steeds niet duidelijk hoe je het pitje zonder problemen van haar schil verwijderd. In de meeste gevallen verdween het pitje met haar gezouten jasje direct in mijn maag. Zo geschiedde ook met de pompoenpitten. Ik besloot deze avond eens goed te oefenen. Het begon te regenen en ik oefende verder in m'n tent.  

Katsekut

Dag 32 Dinsdag 10 September

Ik genoot een uitermate goede nachtrust in de herberg. Deze keer geen muggen, auto's met groot licht, andere onrustige beesten in de nacht, sprinkler-installaties of dergelijke onruststokers. Behalve één pelgrim die een vreemde manier van snurken beoefende. Eerst knorde de beste man een korte snurk. Vervolgens opende hij z'n mond en ademde een flinke teug lucht in om deze na 2 á 3 seconde met groot geweld de muffe zolderkamer in te jagen . Na ongeveer 10 minuten veranderde hij van houding om via de neus te gaan ademen en zo een klassieke, stevige snurk uit te kermen. Na een half uur herkende ik het ritme en mocht ook ik gaan slapen.
Het ontbijt bestond uit drie bakken koffie met melk en ontelbare koekjes met jam. Om half acht zat ik in het ochtendgloren op de fiets richting Villafranca.
Ik volgde niet langer een pelgrimsroute dus het was rustig op de weg. Zo rustig dat er niemand meer op de weg te vinden was. Trouwens wel een hond op de weg. In de letterlijke zin van het woord, want hij lag letterlijk op de weg de slapen. Ik floot om kenbaar te maken dat ik er door moest. Hij hinkte weg, op drie poten. Alweer een zwerfhond dacht ik, eentje die waakt op de boerderij. Het was niet de enige verdwaalde waakhond op de weg vandaag. Een andere rende in de berm waarna hij zomaar de weg overstak en tot stilstand kwam precies in de baan waar ik wilde passeren. Ook hier volstond fluiten voldoende om de hond van het wegdek te krijgen. In de buurt van Ajea lag een rottende hond in de berm van de weg. Ik schrok, want het rottende wezen had de zwarte, grijze en bruine tinten van een hyena. Tel daar de gecoupeerde staart bij op, plus het wijdt openstaande gebit waar enkel nog slagtanden zichtbaar waren. Dat beest, moet dus ook zo'n hond zijn geweest, zwervend over de Spaanse vlakte zonder baasje die hem mist. Een apart gezicht te noemen.

En toen maakte ik de pijnlijkste vergissing van mijn reis, althans fysiek dan. De weg werd alsmaar smaller en steiler. Het asfalt veranderde langzamerhand in kiezels en eindigde als wandelpad. Mijn eerste gedachte was het wandelpad te pakken en 3 kilometer te wandelen naar een grotere weg. Totdat ik met de oude dame van een prachtig met bloemen en gereedschap versierd huis aan de praat raakte. Of beter gezegd zei praatte tegen mij. Veel verstond ik er niet van. Het kwam er op neer dat het wandelpad toch echt voor wandelaars was en niet voor fietsers die willen gaan wandelen. Mijn tweede gedachte was, ben ik godverdomme al tierend en vloekend dit tyfes eind omhoog geklommen voor nada, niente, nopes oftewel de katsekut! Ik zocht troost in mijn lunch.

Het huis van de kletstante, tevens het einde van de weg

Opnieuw fietste ik verkeerd door nalatigheid en vooral onnauwkeurigheid, slordig te noemen. Deze tocht maakt me sterker, laat me diep nadenken. Je leert direct van je fouten. Het houd je een spiegel voor. Elke beslissing heeft directe gevolgen. Draaikontengedrag vertoon ik continu. Telkens weer twijfel over de juiste weg in te slaan. En niet durven opdraaien voor de consequenties en garant staan voor je genomen keuzes. Deze tocht zie ik als snelcursus zelfvertrouwen kweken, of juist niet.
Het schoolvoorbeeld speelde zich vandaag opnieuw af.
Nu zat ik boven op een godsgruwelijk steile berg en kon ik precies dezelfde weg terug omlaag, om op precies hetzelfde punt terecht te komen waar ik een kleine drie uur geleden nog stond te twijfelen welke weg te nemen. Dom, dom, dom.

Het weer begon nog zo fantastisch met een straffe zon en een zuchtje wind. De wind had ik eerst nog voorzichtig in de rug en een berg verder geniepig van de zijkant, waarna het zich als een muur voor me optrok. Het loeide door de kliffen van het gebergte. Bergje op werd ineens prettiger dan bergje af, waar de wind mij te pakken kreeg. Schakelde ik een tandje omhoog dan blies Jan de wind ook een zuchtje hoger. Alsof hij mij in toom probeerde te houden. Toen ook nog de regen om de hoek kwam kijken haakte ik af. Ik ging bier drinken.

Ik parkeerde mijn fiets tussen twee pick-up trucks, bij een eenvoudige bar midden in de bergen. Geen wonder dat de mensen in het café verbaast opkeken toen er een langharige, boomlange, blonde nederlander in regenjack de bar binnenstapte. Misschien wel van schrik, maar het bier werd in een cola-glas getapt en kostte €1,30. Aangezien het buiten hondenweer was, vond ik dit een perfect moment om eens rustig een stukkie te schrijven. Ik pakte mijn boekje en pen. Nog voordat ik ook maar één letter op papier had staan werd mij vriendelijk verzocht mijn biertje op te drinken en de bar te verlaten want die ging sluiten. Om kwart over drie in de middag. Spanjaarden nemen hun siësta wel heel serieus.

En toen ging het fietsen pijn doen. Toen kwamen de bergen aan beide zijden heel dichtbij. Adelaars kronkelden boven de weg speurend naar dood karkas. Uitgeput of kapotgereden karkas.
Toen nadat ik het biertje achterover had geslagen en opnieuw de regen en wind in stapte kwam het besef dat ik op de weg terug was. Dat de weg terug lang was en misschien ook zwaar. Grote kans dat ik niet de kortste weg terug neem, laat staan de gemakkelijke weg. Op zulke momenten kun je maar één ding doen en dat is op de pedalen gaan staan. Je helm ver over je gezicht getrokken waar zojuist gevallen regendruppels dansen op de rand. Niet naar voren willen kijken omdat er na de volgende bocht nog velen zullen volgen.

Fietsen doet pijn

Ik had natuurlijk ook gewoon een boekje kunnen kopen met afstand, hoogteverschil, moeilijkheidsgraad en informatie over de kerk waar je geen aandacht aan besteedt omdat je midden in een zware klim zit en daar op dat moment absoluut geen behoefte aan hebt om te weten welke oelewapper hier nu een fucking kerk neer zet in de fucking middle of nowhere, op de meest onmogelijke rotswant.
Nee, doe mij maar de bonnefooi. De weg zonder verwachtingen. De oneindige bochten omhoog nemen, zonder te weten wanneer ze stoppen. Totdat je denkt dat de berg niet hoger meer kan zijn. Ook dan fiets je verder omhoog. En als de weg naar een andere berg kronkelt, tergend langzaam omhoog, dan klim ik die ook op. Uiteindelijk ben je op de top. Voor de cijfer-fetisjisten staat er dan meestal een bordje met Col de Huppelepup: 1654 meter. Gefeliciteerd je mag beginnen aan de afdaling. Je stort naar beneden, remmen ingeknepen, het onbekende tegemoet.

Ik verander m'n beoogde route ieder uur. En weet ik de weg niet meer dan pak ik links of rechts en de volgende kruising rechtdoor. Fiets jezelf compleet verdwaald en vind de juiste weg terug. Een stukje fietsen op koffiemolen-tempo. Geen tijdsdruk, haast of afspraak. Vandaag fiets je er 50, morgen 150.


Vandaag fiets ik naar Euskadi, ofwel Baskenland. Het heeft iets weg van een droom. Je valt in een diepe kloof en op de bodem blijkt opeens een weelderige tuin te liggen in een andere wereld met andere mensen en een andere taal. Na de dorre Spaanse steppe is hier opeens een groen, klein bergdorp. Bewoond door een vreemd oud volk. Zo weggelopen van de set van Lord of the Rings. Hun taal knarst. Buitenstaanders zoals ik, begrijpen niets van wat deze mensen schrijven en zeggen. De heuvels zijn bezaaid met witte boerderijen en koeien met bellen. Je kunt de Atlantische Oceaan ruiken.

Avondeten met een hond  

Santiago de Compostella

Dag 32: Maandag 9 September

Mijn fiets en ik worden steeds betere vrienden. Af en toe hebben we nog wat ruzie over het juiste verzet, of begint ie te piepen als we bergop gaan, maar doorgaans kunnen we goed met elkaar overweg. Ik heb besloten mijn fiets 'Eddie' te noemen. Goede naam voor een fiets dacht ik zo. Eddie; bestrijder van de berg. Patriarch in het dal. Meester op de kiezel.
Soms laat ik hem alleen. Bijvoorbeeld als ik naar de winkel ga. Het voelt alsof je je hond achterlaat, zielig aan het riempje. Stiekem kwispelend vraagt hij dan om wat aandacht van het winkelende publiek. Nu heeft mijn fiets geen staart, maar ongetwijfeld bezorgt deze trouwe tweebander voor een glimlach op het gezicht van menig voorbijganger. Aandacht om trots op te zijn.
In veel gevallen krijgt het baasje dan ook een glimlach. Het voordeel samen tevreden op reis.

Ik had geen idee waar ik precies mijn tent had gepland afgelopen nacht. Met zonsopkomst bleek zelfbenoemde camping ' de kapotte schommel' een prima plaats te zijn. Één klein puntje van kritiek wat betreft omgevingsfactoren; op het bedrijventerrein, niet ver van mijn tent, was een hond druk in de weer z'n territorium te verdedigen. Door middel van monotoon geblaf, ongeveer twee uur aan een stuk. In Spanje zijn veel honden. Bijvoorbeeld in het dorp waar ik op het voetbalveld met sprinkler-installatie sliep, zaten ze met vieren in een leegstaand huis gepropt. Het enigste wat ze de godsganse dag doen is blaffen op alles wat voorbij raast. Ook zie je vaak honden aan een ketting op een bedrijventerrein. Zou het een goedkope manier van alarm zijn? Of zijn de honden in een vorig leven zwerver geweest en is dit dé manier om ze van de straat te houden, zodat ze niet in herhaling vallen. Een soort opvang dus met reclassering.
Ik vraag me af wie hun baasje is. Een vader van drie kinderen die ergens tien honden opgehokt heeft zitten, als hobby-project. Of een boer die hetzelfde denk. Een dierenvriend die ze vertroeteld als ik even niet kijk. Of misschien toch een vrouw, die niet kan kiezen en ze tijdelijk even stalt in een veel te grote schoenenkast. Ik weet het niet. Het blijft een raadsel.
Wel weet ik dat ze s'avonds rond een uur of 9 gaan buurten met elkaar. Niet te voet, maar na goed Spaans gebruik met de mond. De één doet dit huilend als een wolf, de ander keffend als een verwende Jack Russell. Groot, klein, iedereen blaft gezellig mee.

Het was nog 21 kilometer linea recta naar Logrono, waar ik van plan was een stukje van Santiago de Compostella op te pakken. In de verte doemde een brug op tussen de flanken van de snelst stromende rivier van Spanje. Althans de rivier met het meeste aantal liters water per seconde, zo werd mij verteld. Al snel krioelde het van de pelgrims of liever gezegd 'giri's'. In hun hand een kaart van Logrono of nog beter, informatie over een moeilijk kijkend standbeeld midden op de weg. Zonder al te veel aandacht voor hun omgeving stormen de 'giri's' door de straten. Velen zijn gehuld in een suffe rieten hoeden, stevige wandelschoenen met kleurrijke sokken erboven getooid en (maakt het plaatje compleet) een uitermate functionele afritsbare broek. Bovenal heerst de geur van zonnebrand. Alsof de pelgrims de complete Santiago de Compostella route glijdend over een grondzeil gaan afleggen, op de zonnebrand. Witte graftakken glijdend van een berg, dat wil ik zien.

Ergens op de route van Santiogo de Compostella

Van Logrono naar Nevaja fietste ik een stukje pelgrimspad. Elke romantische illusie die er over Santiago de Compostella wordt geschreven, viel compleet aan diggelen. De 'giri-giri-stroom' van touristen bleek eindeloos. Als een witte anaconda gleed de colonne over het heilige pad. Het bleek hoogst irritant door deze flamboyante polonaise te zig-zaggen met mijn fiets, mijn fietsbel kwam uitermate goed van pas. De route van Santiago de Compostella loopt doodleuk parallel aan een snelweg, waardoor ik makkelijk kon overstappen op een snellere, minder heilige, route.
Natuurlijk was ik ook hier niet alleen. Ik ontmoette twee vrienden uit Ijsland met ontzettend moderne fietsen. Eén fiets was uitgerust met ingebouwd GPS-systeem; en dan volg je daarmee een eeuwenoude route als Santiago de Compostella..? Verder hadden ze een rugzakje met drinksysteem, kliksysteem trappers, kilometertellers, een vlaggetje met de Ijslandse vlag en alle bedenkbare aerodynamische kleding inclusief handschoentjes (het was 35 graden celcius).
En ze werden ingehaald door een jongen in z'n kapotte fietsbroek en hemd op de sandalen maar met helmpie op. Want dat moet in Spanje! (Kwam ik achter toen ik vandaag tot tweemaal toe staande werd gehouden door de politie).
Eventjes verderop kwam ik een stelletje tegen waarvan de achterste, jawel de vrouw, met de grootst mogelijke moeite, de juiste versnelling aan het zoeken is om een heuveltje over te fietsen. De partner fietste duidelijk geïrriteerd zichzelf inhoudend op een koffiemolen-verzetje wachtend op de inmiddels vloekende vrouw, 50 meter achterop . Ik fietste naar de man voor een gesprek, want de vrouw keek me aan alsof ik de duivel 'himself' was. Ze kwamen van Zaragosa en waren nu twee dagen onderweg. Ik wenste de man hartelijk succes met hun tocht naar Santiago.
Verder kwam ik nog een fransman tegen uit Toulouse, hij was bejaard en moeilijk bij te houden en ik passeerde een Engelsman uit het Noorden van Engeland van in de vijftig.

Ik stond voor een moeilijke keuze. Zoals wel vaker waren er twee opties.
Optie één was door fietsen naar Santiago en Portugal binnen wippen. Ik ben nu dichtbij Portugal en wil ook graag Galicië (Noord-Spanje) zien. Verschillende mensen die ik ontmoette beweerde dat Galicië en Portugal zeer de moeite waard zijn.
Optie twee was richting Bilbao fietsen en dus omkeren naar huis. Gezien de tocht terug naar Nederland besloot ik vandaag nog een stukkie naar het Westen te fietsen en morgen te beslissen wat te doen.

In het dorp voor Tosantos dacht ik een geschikte plaats te hebben gevonden voor mijn kampement. Ook al stond er een bord met koeien letters 'verboden te kamperen' maar dan in het Spaans. Het was vijf uur geweest en m'n tent en slaapzak waren nog nat van de ochtenddauw. Ik besloot even te rusten.
Drie jongetjes waren aan het voetballen. Ik mocht meedoen. De bomen in de speeltuin waren de doelpalen en ik mocht keepen. De oudste van het stel zei dat ik beter naar Tosantos kon fietsen waar een camping zou zijn. Ik geloofde hem op z'n donkerbruine ogen en fietste drie kilometer verder naar Tosantos. Tosantos bleek een wel heel klein dorp te zijn, met een bar. Ik liep de bar binnen en de barman vertelde me dat er in de verre omgeving geen camping was. Er was wel een plek waar ik m'n tent op kon zetten zei de beste barman. Via aanwijzingen van het voltallige café en dorp, belandde ik inderdaad op het juiste grasveld. Het bleek een hostel te zijn voor pelgrims. En ik had geluk. Er was nog plaats en er was een Amerikaan 'Diego' die als tolk fungeerde. Ik kreeg een maaltijd aangeboden en moest maar snel gaan douche want we gingen eten over een kwartier.
Na het uitstekende dinner werd er gebeden, wat vanzelfsprekend is in een pelgrimshuis. Iedereen vertrok naar de kapel om te bidden voor het uitstekende eten en weet ik veel wat allemaal, behalve ik en een frans echtpaar. Ik ben niet gedoopt en daarnaast geloof ik vooral in mensen niet in een god. Ik bleef dus over met het franse echtpaar, en dan moet je wel frans gaan praten!
De man had vele pelgrims routes in Europa gelopen, en liet dit ook blijken. Elk jaar opnieuw ging hij minimaal zes weken op pad.

Ik vond het nogal eigenzinnige fransen. Trots op het vaderland en klagen over de omstandigheden in Spanje en Europa. 'Dit is niet goed, het eten is slecht, Frankrijk zus en zo geregeld, route in Spanje is niet duidelijk... etc etc.' Ze maakte het stereotype van arrogante fransen helemaal waar.
In ieder geval was deze conversatie een uitstekende proef om mijn frans bij te spijkeren, want zelfs de uitspraak moest ik verschillende keren herhalen. M'n lerares frans op de middelbare school was minder streng als deze twee trotse Fransen.

De eigenzinnige fransen zitten op 12 uur

Voordat de rest van de pelgrims klaar waren met bidden, waren de twee eigenaardige fransen gaan slapen. De afwas lieten ze op de keukentafel staan. Ik ging afwassen, alleen.
Als kers op de taart kreeg ik een matras aangeboden, misschien wel voor mijn afwaskunsten. En mijn fietsje 'Eddie' mocht een nachtje binnen staan. De mazzelaar...

Ik sliep tussen zweetvoeten en gelovige snurkers.

donderdag 6 maart 2014

Kapotte schommel

Dag 31: Zondag 8 September.

Een  grijze man in boerenkiel vertelde me dat de muggen hier steken tot 22:00 uur. Vanaf 07:00 in de ochtend vervolgen ze hun priktocht opnieuw. In de tussentijd zouden ze slapen. Ik kan bij deze bevestigen dat dit volledig flauwekul is. Rode bultjes verspreidt van top tot teen hadden zich eigen gemaakt van mijn lichaam. Ik was zo lek als een mandje.
Met tegenzin pakte ik mijn fietstassen in. Ik wilde hier zo snel mogelijk weg, of slapen zonder muggen. Geen van beide bleek mogelijk want de lieve tokkie mevrouw had me alweer in de smiezen.Dit keer mocht ik aanschuiven voor halve croissantjes ingesmeerd met een royale klont bakboter. De bovenliggende abrikozenjam fungeerde als bliksemafleider in dit geheel. Niettemin een calorieënbom die later vandaag van pas zou komen.
Als dank voor de dierbare herinnering wilde ik graag me de genereuze familie op de foto. Terwijl ik ook dit prachtgezelschap vaarwel zwaaide riep het volgende alweer.
De jongens en dames van de overkant waren inmiddels ook uit de veren. Met de slaap nog in de ogen zaten ze aan de koffie. Gek genoeg hadden ze niet vier maar vijf kopjes ingeschonken. Ik mocht een bakkie meedoen en koekjes happen.
Omdat ze vandaag huiswaarts trokken, kreeg ik een heus voedsel pakket van ze mee. Bestaande uit een reep chocolade, twee pakken Frankenfurter worstjes á vijf stuks verpakt, groene olijven uit blik, drie soorten bieren in blik (0,5 liter) en een zakje paprika chips. Blijkbaar vonden de jongens en dames dit wel voldoende om me opweg te helpen. Dit tezamen is een vliegende start te noemen.

Eindelijk op weg! De hemel was blauw, de zon straalde en ik voelde een verlangen naar de weg die komen zou. De eerste kilometers gingen voorbij waarna er een dappere bries opstak. Hij vloog van links, iets op de zij. Ik kon het wel waarderen. Tevreden fietste ik 20 kilometer in één uur. Ik had geen haast.
Zoals ze dat hier in Spanje over het algemeen genomen niet kennen. Haast. Alles glijdt langzaam voorbij. De dorpen Sádaba en Carcastillo liggen stil te koken in de zon, met de luiken dicht. De bewoners liggen te slapen of zijn dood, dat valt niet te zeggen. Om de haverklap fiets je langs platgereden vossen, konijnen, dassen, wezels en patrijzen. Verderop fiets je langs een bergflank. Je kijkt kilometers ver. Boven de bergtoppen hangt een onafzienbare rol wolken, opgevouwen als een grijs dekbed.  Dit is geen gelegenheid voor haast.

Op de weg speelt zich een vreemd natuurfenomeen af. Duizenden, zo niet miljoenen grijze rupsen zoeken de warmte van het asfalt op. Om te worden verpletterd onder rubberen banden. Mijn bandjes konden helaas niet achterblijven. Arme rupsjes, zeker te bedenken dat er een bijzondere vlinder uit groeit. De knarsende geluiden vervulde het stille landschap. De ene na de andere rups knetterde uit elkaar onder Eddie’s gewicht. Probeerde ik eerst nog wat rupsen te besparen, onvermijdelijk kom je op een punt dat een moordlust je meester maakt. Domme rupsen.
Mijn collega weggebruikers maken het nog bonter. Met een snelheid van minstens honderd kilometer per uur bulldozeren ze over de rupsen. Het geeft een spettershow zonder weerga. Verschillende groene mini orgaantjes spetteren door de lucht.
De lucht, waar het andere onderdeel van het insectenleger zich bevind. Een ander kansloos onderdeel, liever gezegd. Ongeacht de grote van het exemplaar, deze brokkenpiloten vliegen een wisse dood tegemoet. Soms met grote snelheden en een behoorlijke impact, meestal met zachte beuktjes. Voor de tegenpartij een reden om gezichtsbescherming te dragen in de vorm van een weinig fameuze zonnebril. Daarnaast was ik genoodzaakt niet met de mond open te lachen. Het is immers niet prettig insectenvlees te eten. Vandaag was ik de bovenliggende partij. De slag was gewonnen, één voor de fietser, duizendmiljoen in het voordeel van de insecten.
Mijn andere vijand, de collega weggebruikers, categorie vierbanders, zijn een tegenstander van groter formaat, althans vandaag gezien.
Mocht je ooit een dure cabrio willen kopen en tijdens je aankoop beweerd de desbetreffende dealer dat zo’n ding makkelijk 100 km/u kan halen in 4,0 seconden. Test je dure cabrio dan uit in Spanje. In de Spaanse leegte, over verlaten spiegelgladde asfaltstroken, tussen argeloze fietsers.
Het is levensgevaarlijk wat die stoere auto’s en hun bestuurders doen. De stoere auto’s halen de wat minder elegante wagens met grote snelheden in. En dat gaat niet altijd even vriendelijk. Het is duidelijk dat de wegen in Midden-Spanje niet berekend zijn op fietsers. 

Als oplossing had ik bedacht dat mijn gezichtsveld te beperken tot tien meter vooruit. Mocht er binnen die tien meter een object zich voordoen, dan stuur ik netjes het grind in. De vrachtwagens hebben een uitzondering op de regel. Zij willen nog wel eens een wedstrijdje doen op een tweebaansweg, wat mij noodzaakt om uit te wijken naar het gras. Met een rotvaart razen ze rakelings langs de horens van Eddie.  

Naar het westen wordt het land ruiger. De heuvels gaan over in eindeloze vrijwel boomloze vlakte. De aarde is hard en stoppelig, de hete wind fluit langs je oren. Zo nu en dan draait de weg door een bruin, zwijgend dorp. Overal in dit gebied liggen de kadavers van verlaten boerenbedrijven, huizen, winkels en kloosters. Achter bijna ieder deur schuilt een tragedie, al weet je niet welke.

Het nadeel van laat in de zomer fietsen, is het gebrek aan avondlicht. Om half zeven begint het te schemeren en om negen uur is het donker. De Garde Civil is in dit deel van Spanje zeer strict op wildkampeerder, aldus de lokale bevolking. Ze adviseerde mij dan ook te wachten met mijn tent op te zetten tot het donker was.

Op goed geluk moest ik een slaapplaats zoeken in het donker. Ik had twee tips gekregen. Of bij een arena voor stierenvechten, onder een afdak, op een bank, zo werd mij verteld. Of een stukje verder dwars door een maïsveld, bij een vervallen speeltuin. Ik koos het laatste. Het gras reikte tot mijn middel en ik kon vaag wat speeltoestellen herkennen. Ik sliep op camping ‘de kapotte schommel’. Er was niemand. Ik sliep uitstekend. 

donderdag 20 februari 2014

Tokkies

Dag 30: zaterdag 7 September

Het is feest, ik ben vandaag vier weken onderweg. Het weer had flink uitgepakt om dit heugelijke feit met mij te vieren. Was ze s'nachts nog zo vriendelijk mijn tentdoek te strelen met lieve regendruppeltjes, in de ochtend werd ze kwaad en duister. De verdwaalde witte wolkjes maakte plaats voor een zwarte massa aan donderkoppen en het weer trakteerde me op hoosbuien. Bedankt weer, alles nat! De dag kon wat mij betreft niet feestelijker beginnen. Fietsen zat er vandaag duidelijk niet in.
Ik besloot wijselijk een extra dagje te verblijven op deze vrolijke camping bedoeling. Zodoende had ik tijd om arme Eddie op te lappen. Het rubber van Eddie's achterband heeft behoorlijk aan volume ingekrompen sinds ik mijn eerste meters fietste in Sevenum. In Noord-Frankrijk bijvoorbeeld waar het flarden vellen  verloor aan de valse kasseien aldaar. Of de onberekenbare wegen in het Zuiden, met hun verraderlijke gaten. Het achterbandje van Eddie is gesleten tot een kwetsbaar, uitgeput bandje, ik moest ingrijpen. Eddie en het achterbandje verdiende een publiekswissel. Voortaan zou de gave voorband de zware taak van achterband vervullen. In voetbaltermen gesproken, met het puntje naar achteren, de bagagedrager positie. Een gouden wissel te noemen.

De wissel betekende ook meteen een deuk in mijn zelfvertrouwen. In alle ijverigheid was ik vergeten hoe de remblokjes opnieuw in positie moesten worden gezet. Na een goede twee uur priegelen, bleek het irritante pinnetje het hulpmiddel te zijn om de remblokjes van mijn achterwiel juist af te stellen.
Op de camping aanschouwde de buren dit geklungel met plezier. Ze besloten dat ik wel een kopje koffie had verdient, voor het gevloek. Misschien hadden ze Nederlandse scheldwoorden geleerd.
Het jeugdige gezelschap bestaande uit twee jongens en twee dames kwam uit Zaragoza. Ze waren de stad ontvlucht om hier een weekendje samen door te kunnen brengen, geen last hebbende van ongetwijfeld argwanende ouders.
De sterke koffie smaakte uitstekend. Ik kreeg daarnaast diverse hapjes voorgeschoteld, variërend van toffee's, cake, suikerkoekjes, jointjes hasj, jointjes wiet tot soep, pasta tonijn, pap, bier en olijven. Alles onder toeziend oog van een opklarende hemel. Was het toch nog een beetje feest.

Los van de zielige dode dieren bedoeling waren er verder geen bezienswaardigheden op de camping. De jongens en dames trokken van ellende weer richting Zaragazo om eventjes bij een grootmoeder te gaan eten. Bij grootmoeder notabene!
Ik zwaaide ze tot ziens en  besloot een avondje te wijden aan schrijven. Het geliefde dagboekje was al een tijdje niet getoucheerd en behoefde penseelstreken.
In de supermarkt hebben ze prima wijn voor prima geld. Ik kocht een fles wijn met kurk. Helaas was ik vergeten dat mijn Xenos zakmes annex kurkentrekker was afgebroken. De campingmanager was uiteindelijk mijn helpende hand en knalde mijn fles open.
De inkt van mijn pen raakte net één seconde het papier en ik hoorde pssst...... psssst....



De 'tokkie' buurvrouw van de andere kant stond gedoseerd op mijn rug te spugen. In haar ene hand een bord met daarop een perfect opgevouwen wrap. In haar andere hand rijstepap en een theelepel.
Met een zalig doch gevoelige maag schoof ik bij mezelf aan voor dit feestmaal.  Na de traktatie van vanmorgen een prettig cadeau om te krijgen. Bedankt lieve tokkies!
Ruim vijf minuten later stond ik aan het hek van hun zorgvuldig afgeschermde perkje, met de theelepel in mijn hand. Met de mond vol tanden probeerde ik duidelijk te maken dat deze van hen was. Mij werd gebaard te gaan zitten in een witte, vuile plastic stoel. Ik verstond geen woord van wat ze zeiden. Het lepeltje van mijn rijstepap kon direct door om koffie mee te roeren. De Spaanse gastvrijheid ten top.
Uit beleefdheid voor beides onkunde elkaars taal te spreken keken we lekker universeel 'So You Think You Can Dance'. Voor de tokkie gastheer een uitgelezen mogelijkheid om de jeneverflessen uit de camper te plukken en deze te schenken aan de verwende fietser. Toen bleek dat ik onder de veranda sliep, op mijn dunne matje in een natte slaapzak gingen de alarmbellen rinkelen bij de tokkies.
Een hevige discussie bank los. Het resultaat was Jules, stomdronken zwaaiend aan het perkje met een luchtbed en deken in z'n hand. Mijn dag kon niet meer stuk...