vrijdag 25 oktober 2013

Platvoetjes Vallei

Dag 12: Dinsdag 20 Augustus

Franse komkommer zijn voller van smaak dan de Nederlandse. Tot deze conclusie was ik gekomen nadat ik elke dag een stukje komkommer en organische tomaat at. Het verschil in smaak is gigantisch. Eigenlijk raar dat wij de echte smaak van komkommers niet kennen, althans ik denk dat die volle smaak de echte smaak is. Ik vraag me af of de komkommers in Frankrijk ook in kassen groeien en geteeld worden. Het lijkt alsof deze rechtstreeks van het land komen, of van de moestuin.

Met ijskoude voeten fietste ik richting Paulhauget. Ik moest s'morgens namelijk door het beekje waden om op de weg te raken. Daar betaalde ik nu de rekening voor. In Langeac nam ik een grotesk ontbijt tot me. Een heel stokbrood met van dat stompzinnige en nutteloze bloem erop. Dat witte spul. Ik leek Al Capone wel van de Godfather, de hele picknick tafel zat onder de bloem, komkommer, camembert, salami, mayo, tomaat en melk. Mayonaise alert geslagen, de tube was bijna uitgeknepen.




Ik koos dit keer voor de alternatieve route, langs de L'Allier, waar veel watersporters in de weer waren.  Ook hier weer aandoenlijke dorpjes. De mensen lopen hier met vooruitgestoken borst, opgeheven hoofd en een donker bruin getinte huid. Ze kijken nors. Ik fietste langzaam maar gestaag over de flank van een berg. Het tempo lag laag vandaag. Ik at een banaantje en een halve stokbrood als lunch. Ik zag op de top van de berg een ruïne van een kasteel. Ik knalde m'n fiets in de berm en klom de berg op om het uitzicht te zien en een foto te knippen.
Ik klom over loszittende rotsen, tussen wegglippende hagedissen, fladderende zwarte vlinders en paardenstront op een pad waar onmogelijk een knol kon lopen.


Op de top bleek een dorp te zijn met blaffende honden en één vervallen kasteel toren, de ruïne. Ik knipte een foto en draaide me weer om. Mijn fietste wachtte braaf op me, in de berm. Ik vervolgde mijn weg richting Monistrol d'Allier. Onderweg stortte ik me in een dal, een korte steile afdaling over slecht wegdek. Ik was genoodzaakt continu de remmen in te knijpen, niet kijkend naar het landschap om me heen. In Monistrol was niets. Ik vroeg maar om wat water aan een mooie jonge dame, met een  blaffende rotweiler achter het hek. Zonder een overweging te maken fietste ik richting Le Puy en Velay. Een heel eindje berg op. Ik kwam een andere fietser tegen, een fransman, zongebruind, zwaarbepakt en vrolijk. Hij had geen tanden en op z'n stuur had hij een radio gemonteerd met duck-tape. Hij liep de berg op. Volgens hem kon je beter lopen, deze oranje D-weg was daar prima geschikt voor. De man ging ook richting het Zuiden, naar le Puy en Vellay. Hij zei dat je goed kon fietsen over rode N wegen. Dat was ik niet met hem eens, s'ochtends had ik drie kilometer over zo'n weg gefietst en het was geen pretje. En toch geloofde ik de vriendelijke man en fietste door richting Le Puy.
De man duwde z'n fiets weder voort de berg op, de radio nu ietsjes harder.
Twee kilometer verder drong het opeens tot me door dat het geen goed idee was naar Le Puy te gaan. Je hebt in zulke gevallen twee keuzes. Keuze 1 is de korte, gemakkelijke, lelijke en drukke route. Keuze 2 is de moeilijke, pijnlijke, rustige en meestal mooie route. Ik koos voor twee en voor het eerst deze tocht keerde ik om. Ik sjeesde opnieuw de man voorbij, nu berg af. Hij riep me nog hoofdschuddend na, dat ik zorgvuldiger om moest gaan met mijn krachten. Daar had hij gelijk in.

Voor de tweede keer suisde ik Monistrol binnen. Weer bij de rivier, die je niet kunt volgen. Wat zoiets betekend als omhoog fietsen, de andere kant op. En deze keer niet zo gemakkelijk en vriendelijk als naar Le Puy. Dit was keuze twee, de moeilijke route. Waar ik de hele middag heb staan koekeloere naar vrachtwagens die met de groots mogelijke moeite in de tweede versnelling tegen de berg op ploeterden. In noordelijke richting! En ik daarbij nog dacht van 'hah, gelukkig moet ik naar het zuiden'. Twee uur later ben ikzelf degene die jawel in de tweede versnelling tegen diezelfde berg op sta te beuken. Zweetdruppels sprongen als sterren van de ski-schans van m'n neus. En ik maar trappen. Uiteindelijk zou ik in Saugves terecht komen. Waar ik vanuit Langeac trouwens gemakkelijk heen had kunnen gefietst, ware het niet dat ik me aan de uitgestippelde route zou houden. Elk uur verander ik mijn route. Deze keer was het nadelig geweest. Ik had ver om gefietst, veel af moeten zien, dat dit een lesje mocht zijn.

In Saugves kocht ik een appel en een peer als beloning voor mijn prestatie. Een jongen was er een beetje zielig aan het skateboarden over het enige stukje vlak tegelplein van 5 x 5 meter in de verre omstreken. Gabriel heette hij en hij kwam uit Auxerre. De hele zomer, van mei tot oktober, werkte hij bij de plaatselijke pizzaboer in Sauques. Hij wilde volgend jaar naar Thailand om daar in twee of drie maanden ongeveer vijfduizend euro op te maken. Ik vond het maar zonde van dat zuur verdiende geld. Hij raadde me aan naar Montpellier te gaan. Gabriel liet mij muziek luisteren van Jamiroquai, een artiest mateloos populair in Frankrijk en Spanje, zo bleek later. Ik had graag nog wat met Gabriel gebabbelt en gedronken, maar hij moest gaan werken. Ik ging richting Grandrieu. Een plaats die z'n naam eer aandoet. Ik belandde in een vallei. Een vallei waar Platvoetje in al z'n films naar  opzoek is. Met kabbelende beekje, waanzinnig groen gras, oeroude dennenbosen en koeien. De Europese bizon is hier, als proef opnieuw uitgezet. Ik sliep in het grasveld onder het toeziend oog van een volle maan. Kijk maar.













Geen opmerkingen:

Een reactie posten