Dag 13: Woensdag 21 Augustus
Bij de Beversport werd mij geadviseerd aanmaakblokjes te kopen om eten en water mee op te warmen. Deze worden geplaatst in een stalen compacte constructie, zodat zich een kookstelletje vormt. Mij werd erbij verteld dat men deze blokjes ook in het Nederlandse leger gebruikt. Ik weet niet of ze ook koffie zetten in het leger, of in welke mate hun eten warm hoort te zijn, maar handig zijn die aanmaakblokjes niet. Om een laagje water aan de kook te krijgen, waren maar liefst zes blokjes nodig. Ik vraag me ten zeerste af hoe men zoiets in het leger doet. Alhoewel de blokjes klein en compact zijn, heb je er godskolere veel van nodig wil je warm eten, dan wel drinken.
Ik pakte mijn natte spullen op mijn fiets en toog richting Grandrieu. Een memorabele fietstocht, het leek wel Jurassic Park met woeste heide, grove dennenbossen, sappige grasland en meanderende glasheldere beekjes. Elk moment kon er een tyrannosaurus rex uit de bosjes hollen en de gelukkige fietser van z’n fietsje plukken en hem in mootjes hakken. Tijden veranderen nu eenmaal en in plaats van een stoere, snelle T-rex waren talloze suffe, trage koeien getuigen hoe deze inmiddels bruingekleurde, beschramde, met wilde blonde haren in de wind, neandertaler achtige oh zo gelukkige jongeman zelfvoldaan door de vallei peddelde op z'n Koga Miyate.
Vroeger toen ik een jaar of acht was hadden we thuis een boekje met alle dier- en plantensoorten van Nederland. Daar begon mijn fascinatie voor roofvogels. Wat mij zo intrigeerde was hoe ze op grote hoogte en scherpe blik hun prooi in de gaten houden. Om vervolgens in een duikvlucht met hun machtige klauwen de prooi te verbrijzelen.
Ik ben zelfs een keer met pa op cursus geweest om de roofvogels te herkennen. In het boekje tussen de buizerd en havik stond de steenarend afgebeeld, mijn favoriet.
Ergens diep in het Zuiden van Nederland moesten nog een aantal exemplaren voorkomen. Telkens als we met de familie daar op vakantie waren tuurde ik naar de lucht, in de hoop een glimp op te vangen van de koning van het Nederlandse luchtruim. Tevergeefs, want ik zag er nooit één. Tot vandaag. Zoals een stadsduif moeilijk in de weg loopt in een drukke winkelstraat, zo zat er een koninklijke steenarend op een weipaal. Ik fietste voorbij, een droom kwam uit.
Tot dan toe geen vuiltje aan de lucht. Totdat ik zo dom was om Le Bleymard en Bagnols door elkaar te halen. Ik fietste een bordje met Le Bleymard voorbij met 18 kilometer erop. Met de gedachte dat een N88 makkelijker te fietsen was dan een kronkelpaadje in de bergen, fietste ik door. Na maarliefst 15 kilometer kon ik eindelijk rechts de D901 in, richting Le Bleymard. Maar in plaats van de 18 kilometer van zoeëven was Le Bleymard nu 21 kilometer fietsen. Berg op, welteverstaan. Ik kon mezelf wel voor m'n kop slaan, dus dat heb ik maar gedaan. Er zit in zulke situaties niets anders op dan de knop om te zetten en stug door te trappen. In Bleymart bleek ik een col op te moeten. Ter voorbereiding had ik me tegoed gedaan aan yoghurt en sap, de nodige eiwitten en suikers. Zoals ze dat in de wielersport noemen, ik had goede benen. Het gevolg was dat ik de Col op vloog. Binnen een half uur stond ik op de top, 1699m boven zeeniveau.
Het eerste wat ik zag beneden in het dorp was een patserig, zwembroekje, ook wel ballenknijper genoemd. Er was een natuurlijk zwemparadijs ontstaan in de rivier. Ik mocht eindelijk zwemmen. Helaas was dat stukje alleen voor campinggasten bedoelt. In het dorp was een algemene zwemplaats voor de locals en eventuele verdwaalden fietsers. Ik nam een verfrissenden plons en er zwom een slang naast me heen, een kleintje. Heerlijk, heb ik evenjes in het zonnetje gezeten en verder gefietst naar Barre de Cevennes. Omhoog het bos in. Nog nooit heb ik zo prettig een berg op gefietst. Op de kaart was het een D-weg. In werkelijkheid leek het een fiestpad. En uitzonderlijk mooie route van Le Pont Montver naar Barre des Cevennes, D20 (goed onthouden) en een aanrader voor eenieder die daar in de buurt komt.
Zonder het te merken bevondt ik me opeens op de top, een panaroma in de breedste zin van het woord, doemde op vanuit de bossen.
Het was al laat en ik had geen zin in nog een koude nacht, dus kneep m’n remmen maar weer in en sukkelde omlaag. In het dal waren automonteurs druk in de weer een oude volkswagen bus aan de praat te krijgen. Ik vroeg of het oké zou zijn hier ergens mijn tentje neer te knallen. Ze vonden het wel een goed plan. Het mocht. Het enige probleem was toen de tent eenmaal stond er een penitrante lucht van stront mijn luchtgaten bereikte. De oorzaak werd na lang zoeken gevonden en afgedicht door er een steen op te leggen. Ik kon eigenlijk mijn pot aardappelen Gratin opwarmen met aanmaakblokjes. Ik had onnoemelijk veel zin in petatten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten